Het ondraaglijke verdriet van een verliezend kind

TeunColumns & verhalen

Soms begrijp ik die vaders en moeders wel die zichzelf verliezen langs de lijn. Die van pure opwinding de meest schunnige woorden over hun lippen laten komen. Die scheidsrechters uitschelden en hun zoontjes of dochtertjes aanmoedigen de tegenstandertjes een miniem rot­schopje te verkopen. Soms begrijp ik het.

Ik praat het niet goed – tout comprendre is natuurlijk niet meteen ook tout pardonner. Maar toch…

Voor ouders zijn de wedstrijden van hun kinderen bijkans ondraaglijk. Die kleine hummels die maar sjokken over zo’n veld, hangen aan een toestel, of heen en weer rennen naar het net met zo’n groot racket in de handen. Aandoenlijk.

Maar als ze verliezen, is het verdriet onmetelijk. Dat kan een moeder niet aanzien. En een vader al helemaal niet. Dit weekeinde had mijn dochter haar eerste turnwedstrijd. Ze was bloednerveus, wilde eerst niet gaan toen ze erachter was gekomen dat haar vriendinnetjes in een ander groepje zaten, maar had er uiteindelijk toch zin in. Voordat we van huis gingen, maakte zij op haar schoolbord nog een tekening van zichzelf als blije turner.

Daar zaten we dan, op de eerste warme dag van het jaar, met zo’n honderd andere ouders in een enorme sporthal. Gymles op de vrije zaterdag. Kinderen en turnjuffen paradeerden op beatmuziek achter de vlag van hun club. Alleen onze club had geen vlag (volgens mijn dochter omdat die dingen best duur zijn en niet zo vaak worden gebruikt).

Daarna begon het. Dochter op de balk, afsprong met een indrukwekkende arabier, daarna eindeloos wachten – turnen is wachten – vloer, weer wachten en de brug. Op indrukwekkende wijze sprong ze van de lage legger (heet dat zo?) naar de hoge. Alles ging goed. Alleen hielp haar leraar haar bij een oefening die zij volgens mij ook zonder hulp had gekund. Scheelt toch punten, denk je dan, als onvermoed fanatieke vader.

Omdat ik niet verliezen altijd belangrijker heb gevonden dan winnen, heb ik nooit aan sport gedaan. Of aan spelletjes. Maar in mijn vaderrol moet ik er alsnog aan geloven.

Na veel sprongen, zwaaien en radslagen dan uiteindelijk de medailleceremonie. De eerste tien van de dag gaan door naar de volgende ronde. Mijn dochter was niet, tien, ook niet negen, of acht… Zou ze zo goed zijn, dan?

Nee dus. Ze was niet door. Als enige van haar vriendenclubje.

Ik was gebroken. Dit klopte niet! Hier was iets mis! Maar vooral: hoe lappen we dat zielige hoopje verliezer weer op?

Mijn dochter hield zich groot. Ze huilde niet. Maar ’s avonds riep ze ons: of we haar zelfportret als turnster nog even wilden bekijken. Ze had de vrolijke mondhoeken van het radslagende kindje naar beneden gebogen en traantjes uit de ogen laten vloeien.

Je kind zien verliezen is ondraaglijk.

Deel dit verhaal