Open gesprek over voedsel

TeunColumns & verhalen

Openheid is doodeng. Als u informatie over uw bedrijf naar buiten brengt – hoe de arbeidsomstandigheden zijn, hoe u met het milieu omspringt en wat voor spullen (ingrediënten) u in uw producten stopt en hoe u dat doet – dan zouden mensen daarmee wel eens helemaal verkeerd kunnen omspringen. Want u en ik denken weliswaar dat we niet op ons achterhoofd zijn gevallen, de bazen van de organisaties en bedrijven waarover al die cijfers gaan, weten wel beter: wij zijn hartstikke dom. We zijn niet in staat onderzoeken op waarde te schatten en cijfertjes in de juiste context te plaatsen. En omdat wij zo dom zijn, is het beter, zo redeneren zij, om ons nog dommer te houden. Ze houden de boeken gesloten.

Neem het energielabel voor huizen. Dat is niet alleen van belang voor eigenaren, maar telt ook mee in het aantal punten dat de huurprijs bepaalt. Voor het televisieprogramma De Monitor sprak ik met huurders die het rapport waarop hun label was gebaseerd wilden zien, omdat ze twijfelden aan de juistheid ervan. Ze kregen het niet, omdat die gegevens volgens de woningbouwcorporatie ’te ingewikkeld zijn en huurders ze niet goed kunnen lezen’.

Om diezelfde reden zijn bepaalde schooldirecteuren tegen het – nog langer – openbaar maken van de lijstjes met schoolresultaten. Stel dat ouders de schoolkeuze voor hun kinderen eenzijdig op die lijstjes baseren! Mensen zijn nu eenmaal oliekoekendom.

De nieuwste tegenstander van openheid is de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV). Zij is tegen een wetsvoorstel om de gegevens van NVWA-controles (de Keuringsdienst) bij vleesbedrijven openbaar te maken, omdat dit ‘niet in de juiste context zal worden aangeboden, voor ‘derden’ mogelijk lastig te doorgronden zal zijn en ondernemers geen heldere keuzemogelijkheden biedt’. Bovendien ‘weegt de toegevoegde waarde van een groene codering voor een bedrijf niet op tegen de schade van een rode codering.’

We zijn, kortom, te dom. En het is natuurlijk ook niet eerlijk dat die bedrijven er meer last van hebben als de Keuringsdienst een keer bekendmaakt dat ze bedorven vlees heeft aangetroffen, of paard in plaats van koe, dan dat ze er baat bij hebben dat alles goed wordt bevonden. Boehoe.

Inmiddels, zo blijkt uit het rapport Spreek smakelijk (ja, echt), geschreven in opdracht van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (NFLI), dat wij ons voedsel niet meer vertrouwen. Daarom wordt er een ‘brede dialoog met de samenleving’ gestart met de naam ‘Een open gesprek over voedsel’. Het wantrouwen van de consument komt onder meer doordat ‘de industrie er niet in slaagt begrijpelijke informatie te geven’.

Joh! Hoe moeilijk kan het zijn? Stop om te beginnen met keurmerken zoals vinkjes, die de indruk wekken dat ongezonde voedingswaar wél gezond is. Plaats op de voorkant van verpakkingen het stoplichtlogo – een systeem waartegen de voedingsindustrie succesvol heeft gelobbyd in Brussel, waardoor je in één oogopslag kunt zien of een product veel of weinig suiker, zout of vet bevat. En wees écht open. Ook als het misgaat. Als het de NFLI menens is, pleit ze er in Den Haag voor het wetsvoorstel aan te nemen om de keuringsrapporten van de NVWA openbaar te maken. Of zouden ze ons daar stiekem ook dom vinden?

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Deel dit verhaal