De nieuwsbrief van Foodwatch, waarop ik ben geabonneerd, was laatst vrij alarmerend. De organisatie die het moet hebben van financiële donaties, die ze normaal gebruikt om campagnes te voeren voor eerlijk, veilig en gezond voedsel, vroeg nu om geld voor juridische ondersteuning.
Kindermarketing verboden
De zaak is vrij merkwaardig: Foodwatch had bij de Stichting Reclame Code (SRC) een klacht ingediend tegen een bedrijf dat in supermarkten vruchtendrankjes verkocht die werden aangeprezen met afbeeldingen van kinderidolen. Bij deze stichting klop je aan als je reclames misleidend vindt, maar ook als je vindt dat er sprake is van onoorbare kindermarketing. Een van de regels voor kindermarketing is dat reclame met kinderidolen die gericht is op kinderen tot en met 6 jaar (dus tot 7 jaar) verboden is. Foodwatch verloor de zaak, omdat de Commissie oordeelde dat deze tieneridolen op 7 jaar en ouder waren gericht.
Maar daarmee was de kous niet af. Het bedrijf dat de zaak had gewonnen, was woedend, betichtte Foodwatch van het aanbrengen van materiële (flesjes die al door supermarkten uit de schappen waren gehaald), immateriële en reputatieschade en wil daarvoor een schadevergoeding van 15 duizend euro. Een van de verwijten van het bedrijf is dat Foodwatch voor de ‘frontale aanval’ koos door naar direct naar de SRC te gaan in plaats van eerst te komen overleggen. Mij lijkt dat het iedereen vrijstaat klachten over reclames in te dienen. Als Foodwatch niet betaalt, dan stapt het bedrijf naar de rechter. Voor die rechtsgang vraagt de voedselwaakhond nu dus om donaties.
Een wonderlijk orgaan als de Stichting Reclame Code
Misschien zou dit nooit zo uit de hand zijn gelopen als wij in Nederland strikte, duidelijke wetgeving hadden over kindermarketing en het oordeel daarover niet overlieten aan een wonderlijk orgaan als de Stichting Reclame Code, die model staat voor de Nederlandse behoefte tot zelfregulering van het bedrijfsleven.
In deze stichting die reclames moet beoordelen zitten vier partijen aan tafel: de vertegenwoordigers van de belangen van de adverteerders (de bedrijven), de media, de reclamemakers en als vierde de consumenten en de maatschappij. De maatschappelijke belangen leggen het in aantal dus altijd af tegen de commerciële, die eerder geneigd zouden kunnen zijn regels soepel te interpreteren.
De Commissie beoordeelt reclame-uitingen nooit vooraf, maar pas achteraf, na klachten. Adverteerders kunnen dus lukraak reclames de wereld in slingeren die niet deugen. Pas na een officiële klacht kan een reclame-uiting verboden worden, maar dan is die eerst dus al wel geruime tijd getoond. Als de reclame verboden wordt, is het maar de vraag of hij ook daadwerkelijk wordt verwijderd, want daarop controleert de commissie niet.
Maak voedselwetten en schaf de Stichting Reclame Code af
In Nederland vinden we het makkelijk als bedrijven zelf hun regels maken en er zelf op toezien dat ze worden nageleefd. Dat leidt tot waterige besluiten. Maartje Poelman, één van de Nederlandse wetenschappers die betrokken is bij PEN, het Policy Evaluation Network, dat het beleid van diverse Europese landen vergelijkt op het gebied van het stimuleren van gezonde voeding, zei eerder het niet gek te vinden dat Nederland op dit gebied matig scoort: ‘We hebben tien jaar een neoliberale regering gehad die maximaal heeft ingezet op individuele keuzevrijheid en gericht is op vrije marktwerking. Als de politieke wil er niet is, dan lukt het niet. Ook is er een strakke lobby van de industrie. Daardoor komt die gezondere voedselomgeving er maar niet.’
Maak voedselwetten en schaf de Stichting Reclame Code af.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant
Deel dit bericht