Geldsmijters als Wim Pijbes zouden wij vroeger een patjepeeër hebben genoemd

TeunColumns & verhalen

Hoofd en hals van een pauw met verenpracht via Pixabay

‘Die haringstal is goed’, wees ik naar de solide keet op het winkelplein. De laatste keer dat ik er was geweest stond er een zwijgende man in de krappe ruimte achter de toonbank in moordend tempo visjes schoon te maken. Dat was best lang geleden, dus het aplomb van mijn mededeling was nergens op gebaseerd. De vader werd bijgestaan door zijn zoon, die zich zo te zien ook een ander leven had gedroomd. Misschien dat hun haring niet met liefde was bereid, maar wel met kennis en aandacht. Zou dat uiteindelijk toch belangrijker zijn?

Uitgeknipte recensies

Mijn gesprekspartner gaf me gelijk: ‘Er hangt in dat zaakje een uitgeknipte, inmiddels vergeelde, recensie van Johannes van Dam. Dit zou een van de beste haringstallen van de stad zijn.’ Van Dam, de legendarische eetschrijver en restaurantcriticus van Het Parool is inmiddels al meer dan tien jaar dood. De recensie is dus stokoud.

Zoals dat ook met baby’s en rode auto’s gaat, zag ik na dit gesprek plotseling in tal van eetgelegenheden oude recensies aan de muur of in het raam hangen. In diverse staten van ontbinding, meestal door de oude meester geschreven, soms door een iets recentere criticus. In alle gevallen was er duidelijk een cijfer te zien, altijd een 8 – of hoger. Mindere beoordelingen hebben geen eeuwigheidswaarde.

Wim Pijbes moet diep onzeker zijn

Wanneer wordt reclame antireclame? Dat vroeg ik me ook af toen ik het interview las met de voormalig directeur van het Rijksmuseum Wim Pijbes. In een heerlijk stuk volgt John Schoorl hem terwijl hij miljoenen van een rijke familie uitgeeft aan kunstwerken voor een nieuw museum. De arme Pijbes moet zo diep onzeker zijn dat hij van de daken schreeuwt hoe geweldig hij is: ‘Het Rijksmuseum kreeg door mijn toedoen een on-Nederlandse allure. Het Rijksmuseum torent er volledig bovenuit. En ik was als directeur daarvan de personificatie, want de vent maakt de tent. Deze Wim.’

Wim Pijbes doet aan antimarketing

Thuis zouden we deze met geld smijtende Wim, die er hoog van opgeeft hoe hij in internationale kringen verkeert – ‘Dat je zegt dat je in Qatar was, omdat daar de bibliotheek van Koolhaas werd geopend. Dan zeggen ze: O ja, natuurlijk. We hebben aan een half woord genoeg, in deze kleine club’ – vroeger een patjepeeër hebben genoemd. Dat is jammer. Pijbes zegt in het stuk ook dat hij ‘van nature marketeer is’. Dat klopt natuurlijk. Hij heeft het ontzettend goed gedaan. Alleen als marketeers de loftrompet gaan steken over zichzelf en voor het werk gaan staan dat ze moeten promoten – de man die de tent maakte in het Rijks was natuurlijk Rembrandt en niet Pijbes – dan wordt marketing antimarketing.

Voorkom antireclame

Kun je als eetgelegenheid jaren na dato nog pronken met een recensie? Ik vrees het niet. Een stokoude recensie, of een poster met ‘Beste oliebollen van het jaar!’ met daaronder ‘AD oliebollentest 2017’ zegt weliswaar iets over het verleden, maar ook veel over het heden. Kennelijk heeft de zaak in de inmiddels verstreken jaren nooit meer zo’n goede beoordeling gehad. Het hoogtepunt ligt inmiddels ver achter ons. All downhill since Johannes. Haal recensies daarom op zijn laatst twee jaar na publicatie van de ramen. Of hang ze helemaal niet op. De krantenlezers komen na een positief artikel toch wel. Zo’n knipsel staat armoedig. Voorkom antireclame.

Afbeelding: NoName_13 via Pixabay

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

Danoontje is niet zo goed voor arme kinderen als het beweert

TeunColumns & verhalen

Wesp slurpt aan een druppel geel sap of slurpfruit

‘Bouw of verbouwplannen?’ Nee! ‘Heeft u managementboeken nodig …’ Nee! ‘… en wilt u ze snel in huis hebben?’ Ik zei toch nee! Geregeld schreeuw ik mijn antwoorden tegen de radio, maar zojuist speelde ik het vraag-antwoordspel voor het eerst met een website. Bovenaan de pagina stond de vraag: ‘Danoontje, wie is er niet mee opgegroeid?’ ‘Ik!’, riep ik. Mijn kinderen trouwens ook niet. Mijn vrouw evenmin, noch veel van mijn vrienden en hun kinderen. Veel anderen waarschijnlijk wel, anders zou de fabrikant waarschijnlijk niet zo’n arrogante aanname doen.

Slurpfruit van Danoontje

In de supermarkt was mijn aandacht getrokken door slurpfruit. Dat is raar spul voor gedegenereerde mensen die te weinig levenskracht hebben om op een banaan, perzik of appel te kauwen en hun voedsel graag uit een plastic tepeltje willen zuigen. Slurp- en knijpfruit is totaal overbodig en wordt afgeraden omdat het niet verzadigt. Het Voedingscentrum: ‘Dit komt omdat je niet hoeft te kauwen en het snel opdrinkt. Dat kan ervoor zorgen dat je ongemerkt veel suiker, en dus veel calorieën, binnenkrijgt, terwijl je er niet vol van raakt. Daarom geldt het advies: Laat je kind zijn fruit eten in plaats van drinken.’

Danoontje Tussendoortje valt buiten de schijf van vijf

Danoontje heeft ook zakjes met ‘knijpyoghurt’: Danoontje Tussendoortje. Dat ‘Tussendoortje’ is een verraderlijk begrip. Alsof je ze ‘even tussendoor’ eet, waardoor het niet echt telt. De fabrikant doet graag alsof deze producten gezond zijn, wederom met een listige formulering: ‘Bij Danoontje geloven we dat gezond opgroeien belangrijk is, en dat een gezonde voeding daarbij onmisbaar is. Al onze Danoontje producten zijn Nutriscore A of B, en passen dus binnen een gezond eetpatroon.’

Danoontje – Lekker en verantwoord! Let op: ze zeggen dus niet dat ze ook gezond zijn! En terecht. Onlangs heb ik hier al uitgelegd dat je op basis van een goede Nutriscore geen gezondheidsclaims kan doen. Die score is vooral van belang voor producten buiten de schijf van vijf en zegt alleen iets over de relatieve (on-)gezondheid ten opzichte van vergelijkbare producten.

Danoontje Tussendoortje Banaan (op de site ‘verantwoord tussendoortje’ genoemd) bevat yoghurt met 6,2 procent banaan, 4,6 procent toegevoegde suiker en verdikkingsmiddel (gemodificeerd tapioca- en maiszetmeel). Per portie van 70 gram bevat het 6,4 gram suikers. Het heeft Nutriscore B en valt buiten de schijf van vijf omdat het ‘te veel toegevoegd suiker en te veel verzadigd vet bevat.’

Als het bedrijf om arme kinderen geeft, haalt het de suiker uit zijn snacks of adviseert ze gewoon een banaan te eten.

Er is ook goed nieuws. Ik lees dat Danoontje zich inzet voor kinderen die in armoede opgroeien en samen met het Jeugdfonds Sport en Cultuur ervoor zorgt dat ‘elk kind kan sporten, dansen of muziek maken.’ Dat is natuurlijk fantastisch. Het is verschrikkelijk dat kinderen te arm zijn voor cultuur en sport. Maar kinderen die in armoede opgroeien, leven ook in een omgeving met minder gezond voedsel.

Omdat ze minder verse groente en fruit eten en meer rommel, is de kans op ziektes groter. Danoontje zou zich, door zich te associëren met een organisatie die sport bevordert (op zich goed!), ten onrechte een gezond imago kunnen aanmeten. Als het bedrijf om arme kinderen geeft, haalt het de suiker uit zijn snacks of adviseert ze gewoon een banaan te eten.

Afbeelding: Rudy and Peter Skitterians via Pixabay

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

Is het Nederlands varkensvlees van Albert Heijn altijd goed? Ik dacht het niet

TeunColumns & verhalen

Een varken kijkt over de rand van een hok waarin nog meer varkens liggen

In het plaatselijke filiaal van Albert Heijn was ter promotie van het eten van varken een foto opgehangen van een paar droge, deels bruine, deels beige lappen vlees. Zouden dergelijke beelden werkelijk de kooplust opwekken? Misschien dat sommige mensen ervan gaan watertanden en meteen groot inslaan, maar ik vond het er nogal onsmakelijk uitzien. Laten we zeggen dat het niet eenvoudig is om vlees aantrekkelijk te fotograferen. Maar goed, ieder zijn meug. Bij de foto stond de tekst: ‘Altijd goed. Nederlands varkensvlees van boeren die we kennen.’

Albert Heijn koopt vlees niet lukraak in

Dit roept vooral vragen op. Om te beginnen die bekende boeren. Waarom moet dat vermeld? Zodat we weten dat Albert Heijn niet lukraak vlees inkoopt? Dat is toch wel het minste dat we van de grootgrutter mogen verwachten. Omdat wij klanten die boeren zelf niet kennen, zegt het ook weinig. Eigenlijk staat er: vertrouw onze boeren, want wij vertrouwen ze ook.

Deze cirkelredenering (wij verkopen goede waar want wij vinden het goede waar) zou, neem ik aan, voor het hele assortiment van Albert Heijn moeten gelden. Of zouden ze ook artikelen verkopen van leveranciers die ze niet kennen en voor wie ze de hand niet in het vuur durven te steken? In dat geval is deze foto geen reclame voor varkensvlees, maar vooral een diskwalificatie van de rest van het aanbod in de schappen.

Is Nederlands varkensvlees ‘altijd goed’?

Dan dat ‘altijd goed’. Gaat deze kwalificatie op voor Nederlandse varkensvlees? Dat zou geweldig zijn, want we hebben er heel erg veel van: 11, 4 miljoen varkens op ons hele kleine stukje aarde, waarvan de helft in Noord- Brabant. Het Voedingscentrum is in ieder geval niet niet onverdeeld positief: weliswaar ‘past onbewerkt mager varkensvlees in een gezond eetpatroon, vooral vanwege de eiwitten, vitamines en mineralen’, maar ‘het eten van te veel vlees brengt risico’s voor de gezondheid met zich mee. Rood vlees zoals varkensvlees en met name bewerkt vlees zoals vleeswaren worden in verband gebracht met beroertes, diabetes type 2 en kanker. Eet vlees daarom met mate.’

Bovendien heeft ‘de productie van varkensvlees invloed op het klimaat. Je kunt rekening houden met milieu en dierenwelzijn door te letten op topkeurmerken zoals Beter Leven 2 en 3 sterren of Europees biologisch’. Of je pakt het nog diervriendelijker aan: ‘Het is niet nodig om vlees te eten, je kunt het vervangen door andere producten.’

‘Ik zou dat varkensvlees niet ”altijd goed” noemen’

Ook Collin Molenaar van Wakker Dier vindt het varkensvlees bij Albert Heijn niet altijd goed: ‘Dat zou ik zeker niet zeggen. De meeste varkensproducten bij Albert Heijn en de meeste andere supermarkten hebben maar 1 ster Beter Leven. Dat klinkt aardig, maar stelt niet zoveel voor. Zo krijgen de dieren maar weinig ruimte; slechts 0,2 vierkante meter meer per varken dan dieren zonder ster. Ze staan op betonnen vloeren waar de kak overheen drijft, komen niet buiten en in de stallen is weinig daglicht. Dat zou ik dus niet ‘altijd goed’ noemen.’

Varkens zijn grote dieren. Met de schamele 1 vierkante meter per dier die ze in de 1 ster-stallen krijgen toegewezen, kunnen ze hun kont nauwelijks keren. Met het beperkte afleidingsmateriaal en de harde vloeren kunnen ze hun natuurlijke gedrag van snuffelen en wroeten, waarvoor ze met hun gevoelige neuzen zijn uitgerust, nauwelijks vertonen. Nederlands varkensvlees van Albert Heijn altijd goed? Ik dacht het niet.

Afbeelding: StockSnap via Pixabay

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

De Nutri-score is een gedrocht en gaat niet werken

TeunColumns & verhalen

Logo van Nutri-score

Sinds dit jaar is de Nutri-score officieel door de overheid ingevoerd: een voedsellogo met kleuren en letters, waarbij producten met een donkergroene A ‘een betere samenstelling’ hebben dan die met een donkerrode E. De bedoeling van die kleur-lettercombinatie is om consumenten te helpen betere keuzes te maken. Dat is fijn, want goede keuzes maken is moeilijk. Niet alleen in de supermarkt, maar ook in de rest van het leven. Hadden we maar een Nutri-score voor het hele bestaan.

De Nutri-score is de uitkomst van een ingewikkeld algoritme

Terwijl producten alleen in de schijf van vijf (de officiële overheidsrichtlijn van het Voedingscentrum) komen als ze helemaal gezond zijn en niet te veel suiker, zout en verzadigd vet bevatten, is de Nutri-score de uitkomst van een ingewikkeld algoritme waarbij gezonde en ongezonde ingrediënten bij elkaar opgeteld en afgetrokken worden. Gezonde ingrediënten in een product (bijvoorbeeld vezels, of eiwitten) kunnen een overdaad aan suiker of zout compenseren.

Fabrikanten kunnen de samenstelling van hun producten dus aanpassen om een betere score te krijgen. Doen ze dit door de hoeveelheid ongezonde ingrediënten te verlagen, zoals onlangs tot woede van snackfans met het zoutgehalte Dorito’s gebeurde, dan is dit vanuit gezondheidsoogpunt toe te juichen. De score van het zoutje ging van C naar B.

Bedrijven kunnen hun score ook verbeteren door ingrediënten aan hun voeding toe te voegen. Een schep eiwitpoeder bij de suikerrijke kwark kan zomaar een gezondere aanduiding op je verpakking opleveren. De consument krijgt dan natuurlijk nog steeds te veel suiker binnen. Tegenover de NOS voorspelde Voedingswetenschapper IJsbrand Velzeboer dat ‘de waterkraan zou opengaan’: Door extra water aan producten toe te voegen, worden ze minder calorierijk. Qua gezondheid schiet je er weinig mee op, maar de Nutri-score wordt er wel beter van.

Nutri-score werkt niet

Het grootste probleem met de Nutri-score is dat hij niet aansluit bij de schijf van vijf. Net als eerder bij het versmade Vinkje, geeft de Nutri-score alleen de relatieve gezondheid aan van een product binnen zijn categorie. Als een diepvriespizza of een saus een groene A of B scoort, dan is die niet per se gezond, maar wel minder ongezond dan andere sauzen en pizza’s in dezelfde categorie.

Het Voedingscentrum geeft daarom het verwarrende advies om ‘het logo vooral te gebruiken voor producten buiten de schijf van vijf: staat het product in de schijf van vijf, dan weet je dat het gezond is. Staat het product er niet in, dan kun je op Nutri-score letten. Maar ‘een product met een A of B is dus niet per se gezond en wij geven het advies om dat niet te veel en niet te vaak te eten’. Het idee van het voedsellogo was toch om in één oogopslag te kunnen zien of een product gezond was of niet? Dit werkt niet.

Fabrikanten overladen ons met rotzooi

Bovendien lost de Nutri-score het belangrijkste probleem niet op. 80 procent van het aanbod in de supermarkt is ongezond. Fabrikanten overladen ons met rotzooi. In die ongezonde hooiberg moeten wij een paar gezonde spelden zien te vinden. Dat is bijna onbegonnen werk, Moeten wij dan dankbaar zijn dat rommelproducenten ons willen helpen een ‘gezondere keuze’ te maken? Ligt de verantwoordelijkheid weer eens bij de consument? Dank je de koekoek. Maak het aanbod maar gezonder. Misschien dat een suikertaks helpt.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

Hoezo appeltjes en komkommers in plastic? Biologisch gaat aan regeltjes van Skal ten onder

TeunColumns & verhalen

Afbeelding van plastic folie tegen een zwarte achtergrond

Waarom zit veel biologisch voedsel, dat je juist alle vrijheid gunt, opgesloten in plastic dwangbuizen? Waarom mogen die onbespoten appeltjes en peertjes niet lekker naakt in een onbewerkte houten krat liggen? Dat heeft met Europese regelgeving te maken. Of eigenlijk met de Nederlandse interpretatie van de Europese regelgeving. Nederland heeft namelijk én een rare relatie met Europa (waar het, voor de helderheid, onderdeel van uitmaakt) én met regeltjes. Wij zijn namelijk gek op regels, hoe meer en hoe strenger hoe beter, maar we durven er niet voor uit te komen.

We geven Europa de schuld

Hoe het meestal gaat: Europa maakt (sorry, wij maken samen met andere Europese landen) generieke regels, bijvoorbeeld om producten veilig en gezond te maken, die we zelf mogen invullen. Dat doen we meestal strenger dan moet. Als er dan klachten komen van ondernemers, dan geven we Europa de schuld.

In het televisieprogramma De Slag om Brussel hebben we er ooit enkele schrijnende voorbeelden van laten zien: van de uiterst gedetailleerde regels voor rauwmelkse kaas, tot de zogenaamde ladderrichtlijn, die vanuit Europa uiteindelijk door onszelf aangescherpt in de arbowet is terechtgekomen: ‘In artikel 7.23 wordt gesteld dat ladders en trappen alleen in uitzonderingsgevallen als werkplek gebruikt mogen worden, maar dan moet eerst een risico-inventarisatie en -evaluatie uitgevoerd worden waaruit blijkt dat er geen alternatief mogelijk is.’

Wij maken graag veilige smakeloze producten die we over de hele wereld kunnen verkopen, zij maken graag lekker voedsel

Kortom: bureaucratie, administratieve rompslomp, tijd, geld en frustratie. De Europese regels stellen vaak alleen dat er veilig en eerlijk gewerkt moet worden. Dacht je nou echt dat Franse kaasmakers zich aan dezelfde gedetailleerde afspraken moeten houden om hun heerlijke rauwmelkse Brie te maken? Natuurlijk niet. Wij maken graag veilige smakeloze producten die we over de hele wereld kunnen verkopen, zij maken graag lekker voedsel.

De regels van Skal

Nu dat fruit in plastic. In deze krant stond onlangs dat Skal, die toezicht houdt op biologische producten, in 2019 op de vingers werd getikt door de Europese Commissie, omdat zij winkels niet voldoende zou controleren. Van de weeromstuit is Skal ‘in een regelreflex geschoten’, zoals directeur Patricia Hoogstraaten van het Vakcentrum, de belangenbehartiger van 2800 zelfstandige speciaalzaken, delicatessenwinkels en supermarkten, dat treffend omschrijft in Tubantia.

Zo moeten winkels zowel de inkoop als de verkoop in kilo’s registreren, terwijl veel producten per stuk worden verkocht. Dat is dus een hele heisa om al die losse groente en fruit te wegen en te registreren. Biologische producten moeten in een magazijn en in de winkel strikt gescheiden worden van niet-biologische producten én van elk los biologisch appeltje moet worden verantwoord dat het echt biologisch is. Behalve dus als ze in plastic zitten, want die appeltjes zijn al gekeurd voor ze verpakt zijn. In hetzelfde artikel klaagt een ondernemer dat hij constant certificaten moet opvragen bij leveranciers om die naar Skal te sturen: ’Alleen staan die al lang en breed bij hen geregistreerd. Ik ben dus iets aan het controleren dat zij al lang hebben gecheckt.’

Skal, kom uit de regelreflex!

Voor kleine ondernemers die naast biologische ook gangbare waar verkopen, is dit nauwelijks vol te houden. Volgens het Adviescollege Toetsing Regeldruk kost het hun al gauw 10 duizend euro per jaar of meer om aan alle regelgeving te voldoen. Het gevolg is dat biologisch voedsel duurder wordt, winkeliers met biologisch stoppen, op andere, makkelijkere keurmerken overstappen, of elke wortel en elke komkommer in plastic verpakken. Dit is allemaal doodzonde. Skal, kom uit de regelreflex!

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

BN’ers hebben weer iets nieuws: een extreem dieet dat extreem veel geld kost. Trap er niet in.

TeunColumns & verhalen

Een extreem dieet, een afbeelding van een leeg bord met een sip gezicht erop getekend, met ernaast een vork en een mes

De BN’ers (Bekende Nederlanders) hebben weer iets nieuws. Na ons maanden te hebben lastiggevallen met het aanprijzen van poeders en pillen die we volgens artsen niet nodig hebben, promoten ze nu een extreem dieet dat extreem veel geld kost en wordt gecombineerd met extreem sporten.

Afgetrainde BN’ers

Op sociale media toont de ene na de andere bekendheid vol trots zijn of haar afgetrainde lichaam. Hoe het dan werkt met die BN’ers: als eentje het doet (en allemaal hartjes en vlammetjes onder die hete foto’s ontvangt, vaak van andere BN’ers), dan willen ze het allemaal. Vanwege die hete lichamen, maar vooral ook voor de vlammetjes en hartjes.

Ik weet het niet, maar het zou me niks verbazen als sommige BN’ers het programma gratis of met veel korting krijgen. Ze promoten die shit toch maar mooi. Het volle pond betalen is meer iets voor ON’ers (onbekende Nederlanders).

Extreem dieet Dag Één

Dag Één, zo heet het programma, of ‘gebruiksaanwijzing voor je lichaam die je nooit hebt gehad’ is bedacht door Patrick en Babette, die, zo vertellen ze in het AD, ‘nooit echt de shape kregen die ze wilden’. Ze zijn toen ‘heel veel gaan lezen en googelen en toen vielen de puzzelstukjes in elkaar.’ Nu bieden ze een Starters (zelfstudie-)pakket aan van 999 euro en daarna een programma van zes weken voor 2.499 euro waaraan je mag meedoen als je BMI onder de 30 is. Voor dat geld krijg je een ‘volledig ontzorgde dag op een trainingslocatie’ en een trainings- en voedingsprogramma met online begeleiding. Ook kom je in een appgroep met andere deelnemers!

Gedurende zes weken eet je, volgens een artikel in de Linda, maar 1.100 calorieën per dag (dat is ongeveer de helft van wat je normaal moet eten), doe je vijf dagen per week aan krachttraining en drie keer per week twintig minuten cardio. Twee dagen moet je, naast de verplichte dagelijkse tienduizend stappen, ook nog een uurtje zelf lekker bewegen.

Alle diëten werken en geen enkel dieet werkt

Geen wonder dat je van zo’n regime afvalt en strak wordt. Aan het eind van de zes weken kun je, als je BMI onder de 25 is, voor een kleine 2.800 euro meedoen aan Dag Twee: ‘De laatste puntjes op de i. Ons doel is dat jij je beste fysiek ooit gaat behalen. Net als wij! Jouw succes is namelijk ons succes! Dag Twee sluiten we af met een gave fotoshoot!’

Als fan van een Dag Één-BN’er, zou zo’n gave fotoshoot je het idee kunnen geven dat je er ook zo zou moeten uitzien. Dat zou eetstoornissen kunnen aanwakkeren. Uiteindelijk zeggen zulke foto’s niet zoveel. Ooit heb ik voor deze krant [de Volkskrant] een flink aantal diëten gevolgd. Mijn conclusie was: alle diëten werken en geen enkel dieet werkt.

Deze leefstijl is niet gezond en niet vol te houden

Als je heel intensief bezig bent met je voeding en elk hapje op een weegschaal legt, val je af. Dat geldt voor ieder dieet. Als je zo extreem weinig eet en veel sport als bij Dag Één en dus veel meer verbrandt dan je binnenkrijgt, dan val je nog meer af en worden je spieren zichtbaar. Logisch. Met een beetje goede wil zing je dat wel zes weken uit, zeker als overbetaald BN’er-luxepaardje. Maar uiteindelijk is deze leefstijl niet gezond en ook niet een leven lang vol te houden.

Gezonder worden vergt een langdurig proces waarbij je je leefpatroon geleidelijk verandert. Dat is veel moeilijker en leidt niet direct tot een gave fotoshoot.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

Je kunt arrogante ceo’s die denken rechten van mensen aan de laars te kunnen lappen, op de knieën dwingen

TeunColumns & verhalen

Afbeelding bovenaan: Staking door het grafisch personeel van de NDU in Rotterdam op 14 februari 1977. Twee stakers staan met een spandoek voor het kantoor van de NDU.

Nog steeds zegt driekwart van de ondernemers dat ze kampen met personeelstekort. Mijn boerenklompen zeggen mij dat dit én gunstig moet zijn voor de onderhandelingspositie van werknemers (vraag en aanbod, nietwaar) én dat deze situatie ons ertoe zou moeten nopen zacht geveerde limousines met comfortabele bekleding over de grenzen te sturen om arbeidsmigranten te smeken onze kant op te komen. Al dat werk moet natuurlijk wel worden gedaan.

De Echte Nederlander

Dat laatste gaat waarschijnlijk niet gebeuren. De verkiezingsuitslag laat zien dat een groot deel van de Nederlanders liever heeft dat onze economie vastloopt dan dat er nog meer mensen hiernaartoe komen die er anders uitzien, een gekke taal spreken en er gewoontes op na houden die niet de onze zijn. Waarschijnlijk eten ze ook nog raar.

We laten het werk liever opknappen door de Echte Nederlander, je weet wel, die gast voor wie Geert Wilders zich hardmaakt. Op veel plekken zal dat nog niet meevallen. De afgelopen jaren heb ik bijvoorbeeld veel tuinders geïnterviewd die zeiden graag met Ons Volk te willen werken, maar dat Ons Volk daar zelf helaas minder happig op was.

Als de Ware Hollander al een keer op een vacature reageerde, dan was hij meestal snel weer vertrokken vanwege het zware werk, de geringe betaling en de onplezierige werktijden. We kunnen natuurlijk de grenzen sluiten om ons van vreemde smetten te bevrijden, maar zelf blijken we niet in staat of bereid dat zware en vervelende werk nog te doen. Zeker niet voor weinig.

Positie van de arbeider

En terecht natuurlijk. Zeker als er zo’n tekort aan personeel is, ga je natuurlijk geen vervelende uitbuitbaantjes doen. Toch worden er nog steeds veel werknemers door hun bazen uitgeknepen, zeker zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Die werken in feite nog steeds als werknemer, maar zijn op papier zelfstandig. Ze hebben weinig rechten en worden, zoals in de tijd van de garnalenpellers ‘per stuk’ betaald. Hoe ellendig zo’n bestaan eruit kan zien, laat Ken Loach zien in de fantastische film Sorry, we missed you over een gestreste, over de kling gejaagde pakjesbezorger.

Ondanks het personeelstekort kan de positie van de arbeiders dus beter. Om dat te bereiken moeten zij niet individueel proberen betere omstandigheden af te dwingen, maar collectief. Een prachtig voorbeeld hiervan is nu al enkele maanden te zien in Zweden.

Maandenlang staken

Tesla, het autobedrijf dat in handen is van de verschrikkelijke, vakbondhatende Elon Musk, weigert daar met de metaalbond te onderhandelen over de cao van de werknemers. Daarom staken de automonteurs nu al een paar maanden. Maar daar blijft het niet bij. Alle andere sectoren die iets met de autofabrikant te maken hebben, tonen zich solidair: postbestellers leveren geen brieven en pakjes meer af bij Tesla, schoonmakers maken de kantoren van het bedrijf niet meer schoon en havenarbeiders laten geen auto’s meer aan wal komen. Inmiddels gaan de acties zelfs de grens over: ook de werknemers in Deense havens weigeren nu Tesla’s aan land te laten komen. Ook de Noren en Finnen hebben zich solidair verklaard.

In deze donkere tijden zijn dit soort berichten lichtpuntjes. Ik word er vrolijk van. Je kunt arrogante ceo’s met miljarden in de zakken die denken regels van landen en rechten van mensen aan de laars te kunnen lappen, op de knieën dwingen. Verenigt u!

Afbeelding bovenaan: Staking door het grafisch personeel van de NDU in Rotterdam op 14 februari 1977. Twee stakers staan met een spandoek voor het kantoor van de NDU. Fotocollectie Anefo, CC0, fotograaf Hans Peters

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

De ellende in de kledingindustrie kan alleen worden aangepakt met meer transparantie; en wij moeten minder kleren kopen

TeunColumns & verhalen

Een stuk of tien opgerolde jeansbroeken

Tien jaar geleden stortte de kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh in. Er vielen meer dan duizend doden. Met deze ramp begon de discussie over de verschrikkelijke arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie. Werknemers bleken voor veel te weinig geld lange uren te werken in gevaarlijke gebouwen. Ook werken er kinderen.

De Slag om de Klerewereld

Een jaar na Rana Plaza maakte ik met Roland Duong en regisseur Michiel Cotterink de documentaireserie De slag om de Klerewereld. We wilden zien en laten zien hoe de kledingindustrie in elkaar zat. In Turkije zagen we hoe Syrische vluchtelingen met hun kinderen de hele dag in de brandende zon katoen plukten en in Bangladesh filmden we, soms met verborgen camera, de naaiateliers.

Enorme ruimtes in krakkemikkige gebouwen, volgepropt met mensen en heel veel textiel. Soms was er nauwelijks daglicht. Als er brand zou uitbreken, zouden velen het niet overleven. In verre buitenwijken werden de in elkaar genaaide kledingstukken naar weer andere kleine naaizaakjes gebracht waar kinderen er pailletjes en andere vrolijke versieringen op naaiden. Niet veel later zouden de hippe kleertjes voor een habbekrats in onze winkels liggen.

De kledingindustrie is volkomen ondoorzichtig

Nu, tien jaar later, is er nog weinig verbeterd in de kledingindustrie. Dat blijkt uit een stuk in deze krant , gebaseerd op onderzoek van de Schone Klerencampagne. Zo zijn de lonen onlangs verhoogd van 85 naar 106 euro per maand, maar de vakbonden vroegen 190 euro, terwijl er 260 euro per maand nodig is om rond te komen. En dan is het nog de vraag of iedereen deze officiële salarissen wel krijgt.

De klerenindustrie is volkomen ondoorzichtig. Zo zijn veel fabrieken niet in handen van de kledingmerken. Die merken werken met onderaannemers, die voor een vooraf bepaalde prijs kleren moeten inkopen die aan bepaalde specificaties voldoen. Die aannemers onderhandelen in een hotel in Dhaka met vertegenwoordigers van de fabrieken.

Wie niet bereid is tot de absolute bodemprijs loopt de opdracht mis. Om voor die prijs te leveren moeten ze concessies doen aan de arbeidsomstandigheden. Geregeld besteden die fabrieken delen van het werk weer uit aan andere partijen, die voor nog minder geld werken. Soms met kinderen. Het overzicht over het productieproces is totaal kwijt.

Microtrends in de kledingindustrie

Intussen worden die fabrieken voortdurend overspoeld met nieuwe opdrachten, omdat de minimodes elkaar in moordend tempo opvolgen. Een paar schokkende cijfers uit het stuk in deze krant: ‘Wereldwijd is de kledingproductie sinds 2000 verdubbeld. Zara produceert jaarlijks meer dan 450 miljoen kledingstukken. In de mode-industrie gaat jaarlijks 1,5 tot 2,5 biljoen dollar om. Van een T-shirt dat voor 29 euro in de winkel ligt, gaat slechts 18 cent naar de textielarbeiders. Kleding wordt nu gemiddeld 36 procent minder vaak gedragen voor het wordt afgedankt.’

Voor de fabrieken valt hier nauwelijks tegen op te naaien en ook de gevolgen voor het milieu zijn desastreus. Dit komt voor een groot deel door de zogenaamde microtrends waarover Lisa Bouyeure schreef: ‘Het is, zoals wetenschappers het hebben genoemd, attention deficit fashion, mode voor de korte spanningsboog. Een trendcyclus duurt geen decennium meer, maar met een beetje geluk een jaar. ‘

Koop truien en broeken die jaren meegaan

Deze ellende kan alleen worden aangepakt als de transparantie in de kledingindustrie groter wordt. Merken moeten volledig verantwoordelijk worden voor de arbeidsomstandigheden in de fabrieken. En wij moeten veel minder kleren kopen. Koop truien en broeken die jaren meegaan, in plaats van een hip vestje dat na drie maanden uit is en uit elkaar valt.

Bekijk hier de afleveringen van De Slag om de Klerewereld.

Afbeelding: Michaela, at home in Germany

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

Maak voedselwetten en schaf de Stichting Reclame Code af

TeunColumns & verhalen

Twee wetboeken en een hamer

De nieuwsbrief van Foodwatch, waarop ik ben geabonneerd, was laatst vrij alarmerend. De organisatie die het moet hebben van financiële donaties, die ze normaal gebruikt om campagnes te voeren voor eerlijk, veilig en gezond voedsel, vroeg nu om geld voor juridische ondersteuning.

Kindermarketing verboden

De zaak is vrij merkwaardig: Foodwatch had bij de Stichting Reclame Code (SRC) een klacht ingediend tegen een bedrijf dat in supermarkten vruchtendrankjes verkocht die werden aangeprezen met afbeeldingen van kinderidolen. Bij deze stichting klop je aan als je reclames misleidend vindt, maar ook als je vindt dat er sprake is van onoorbare kindermarketing. Een van de regels voor kindermarketing is dat reclame met kinderidolen die gericht is op kinderen tot en met 6 jaar (dus tot 7 jaar) verboden is. Foodwatch verloor de zaak, omdat de Commissie oordeelde dat deze tieneridolen op 7 jaar en ouder waren gericht.

Maar daarmee was de kous niet af. Het bedrijf dat de zaak had gewonnen, was woedend, betichtte Foodwatch van het aanbrengen van materiële (flesjes die al door supermarkten uit de schappen waren gehaald), immateriële en reputatieschade en wil daarvoor een schadevergoeding van 15 duizend euro. Een van de verwijten van het bedrijf is dat Foodwatch voor de ‘frontale aanval’ koos door naar direct naar de SRC te gaan in plaats van eerst te komen overleggen. Mij lijkt dat het iedereen vrijstaat klachten over reclames in te dienen. Als Foodwatch niet betaalt, dan stapt het bedrijf naar de rechter. Voor die rechtsgang vraagt de voedselwaakhond nu dus om donaties.

Een wonderlijk orgaan als de Stichting Reclame Code

Misschien zou dit nooit zo uit de hand zijn gelopen als wij in Nederland strikte, duidelijke wetgeving hadden over kindermarketing en het oordeel daarover niet overlieten aan een wonderlijk orgaan als de Stichting Reclame Code, die model staat voor de Nederlandse behoefte tot zelfregulering van het bedrijfsleven.

In deze stichting die reclames moet beoordelen zitten vier partijen aan tafel: de vertegenwoordigers van de belangen van de adverteerders (de bedrijven), de media, de reclamemakers en als vierde de consumenten en de maatschappij. De maatschappelijke belangen leggen het in aantal dus altijd af tegen de commerciële, die eerder geneigd zouden kunnen zijn regels soepel te interpreteren.

De Commissie beoordeelt reclame-uitingen nooit vooraf, maar pas achteraf, na klachten. Adverteerders kunnen dus lukraak reclames de wereld in slingeren die niet deugen. Pas na een officiële klacht kan een reclame-uiting verboden worden, maar dan is die eerst dus al wel geruime tijd getoond. Als de reclame verboden wordt, is het maar de vraag of hij ook daadwerkelijk wordt verwijderd, want daarop controleert de commissie niet.

Maak voedselwetten en schaf de Stichting Reclame Code af

In Nederland vinden we het makkelijk als bedrijven zelf hun regels maken en er zelf op toezien dat ze worden nageleefd. Dat leidt tot waterige besluiten. Maartje Poelman, één van de Nederlandse wetenschappers die betrokken is bij PEN, het Policy Evaluation Network, dat het beleid van diverse Europese landen vergelijkt op het gebied van het stimuleren van gezonde voeding, zei eerder het niet gek te vinden dat Nederland op dit gebied matig scoort: ‘We hebben tien jaar een neoliberale regering gehad die maximaal heeft ingezet op individuele keuzevrijheid en gericht is op vrije marktwerking. Als de politieke wil er niet is, dan lukt het niet. Ook is er een strakke lobby van de industrie. Daardoor komt die gezondere voedselomgeving er maar niet.’

Maak voedselwetten en schaf de Stichting Reclame Code af.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht

Kranten, betaal je medewerkers beter

TeunColumns & verhalen

Een stapel kranten

Soms verschijnt deze column achter een betaalmuur, misschien nu ook wel. Mensen zonder abonnement kunnen hem dan niet lezen. Vaak leidt dit tot verontwaardiging bij niet-abonnees. Of op z’n minst tot een licht passief-agressieve opmerking op sociale media als ‘Kan het stuk niet lezen. Betaalmuur. Jammer.’

Abonnement

Dat is gek. Stel je hoort iemand enthousiast praten over zijn groentetas. Omdat hij een abonnement heeft, krijgt hij elke week een zwik knollen, kolen en wortelgewassen (de vrolijke seizoenskost van de winter) thuisbezorgd. Lyrisch praat hij over de pastinaak van deze week. Je raakt enthousiast en wil die pastinaak ook.

Eis je dat je gesprekspartner jou er ook een paar geeft? Vraag je op hoge toon om gratis pastinaken bij de verkoper van de tas? En zucht je geïrriteerd als niemand de pastinaken voor niets aan je wil geven: ‘Ik kan ze niet eten. Geen abonnement. Jammer.’? Ik denk het niet. Je laat de verrukkelijke witte wortels aan je neus voorbijgaan, of je neemt een abonnement.

Journalistiek voor niks

Bij journalistiek ligt dat anders. Hoewel er door heel veel mensen hard wordt gewerkt om elke dag een krant te maken, niet alleen door de stukjestikkers van wie de naam wordt afgedrukt, maar ook door vormgevers, fotografen, drukkers, illustratoren en eindredacteuren, verwachten veel nieuwsconsumenten de artikelen voor niks te kunnen krijgen.

Misschien omdat er ook gratis ‘nieuwssites’ bestaan, die voor weinig geld stukken van anderen overnemen en nauwelijks personeel hoeven te betalen. Die wekken de indruk dat journalistiek gratis is. Niets is minder waar. Goede journalistiek kost veel geld. Als je ziet hoeveel werk er in zo’n krantje zit, dan is de prijs van een abonnement nog behoorlijk schappelijk (dat niet iedereen het kan betalen, zegt meer over de trieste verhoudingen in ons land).

Inflatiecorrectie

Nu is die schappelijke prijs van kranten het afgelopen jaar wel fors gestegen. Volgens het FD is bij NRC het populairste abonnement zo’n 10 procent duurder geworden en bij de Volkskrant circa 9 procent. Daarnaast zijn ook de advertentie-inkomsten gestegen. Logisch, als je de klappen van de inflatie wil opvangen. Alleen hebben de werkgevers er de afgelopen twee jaar niet voor gezorgd dat de makers van de kranten, dus niet alleen de stukjestikkers, maar ook de fotografen, illustratoren, drukkers en eindredacteuren, ook voor die inflatie werden gecorrigeerd. En de meesten van hen verdienen al heel weinig en hebben niet het geluk, zoals ik, elders ruim voldoende geld te verdienen.

Uiteraard zijn ze daar verbolgen over. Zeker omdat het geld er wel is. Wat het nog schrijnender maakt is dat de aandeelhouders van DPG en Mediahuis (uitgever van NRC) het de afgelopen twee jaar wel ontzettend goed hadden: de dividenduitkering bij Mediahuis steeg in 2022 met 17 procent en bij DPG verdubbelde de uitkering tot 80 miljoen euro. Terwijl de prijzen van de kranten hoger werden en de medewerkers sappelden, streken de aandeelhouders miljoenen op.

Betalen

Er wordt nu onderhandeld over een nieuwe cao. Het bod van de werkgevers is vooralsnog te karig. Daarom voeren de krantenmakers voorzichtig actie. Vooralsnog heel lieflijk, met berichten op sociale media en een werkonderbreking van een uur (die de gedreven schatten natuurlijk in eigen tijd weer compenseren). Zeker een sociale krant die dagelijks schrijft over onrecht in de wereld, moet de eigen werknemers én de talloze freelancers voldoende betalen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht