De kunstwereld heb ik in deze rubriek tot nu toe ongemoeid gelaten. Wonderlijk, want als ergens veel flauwekul wordt uitgekraamd, is het wel onder kunstenaars. Architectuur, ook zoiets. Ooit een lezing van Rem Koolhaas bijgewoond? Geen touw aan vast te knopen. De man maakt prima gebouwen, grote in elk geval, maar zodra hij zijn mond opendoet, raakt ieder weldenkend mens het spoor bijster. Toch luistert het publiek in volle bewondering. Als je het niet snapt, dan moet het wel geniaal zijn, toch?
Een architect die geen dialoog aangaat met de ruimte is geen knip voor de neus waard, en context – niet dé context, die is voor normale mensen, maar context an sich – is ook altijd reuze belangrijk. Tot de maatschappij moet je ‘je verhouden’ en de gelaagdheid is voor iedere kunstenaar essentieel. Een werk zonder gelaagdheid is franje, decoratie. IKEA-kunst voor boven de bank. Niemand heeft mij ooit kunnen uitleggen wat gelaagdheid betekent.
Je hebt mensen die ingewikkelde dingen simpel opschrijven en mensen die simpele dingen ingewikkeld opschrijven. Zouden die laatsten niet goed kúnnen of niet goed wíllen schrijven? Beheersen ze hun onderwerp niet? Hebben ze er niet goed over nagedacht en vertalen ze de wartaal in hun hoofd in wartaal op papier? Creëren ze expres een rookgordijn? Of denken ze dat pseudo-intellectuele hocus pocus indruk maakt?
Nou, op mij niet. Als ik tijdens mijn geschiedenisstudie een onbegrijpelijke zin opschreef, dan vroeg de briljante docent Herman Beliën altijd wat ik bedoelde. Vaak kon ik dat heel simpel uitleggen. ‘Schrijf dát dan op!’, riep hij dan steevast uit. En zo is het ook. Bij poeha-teksten zeg ik het vaak hardop: ‘Schrijf dát dan op!’
Erger nog dan de kunstenaars zelf zijn de beleidsmakers in de kunstwereld. Waar de wereld van de kunstwauwelaars en de wereld van subsidieaanvragen en beleidsplannen samenkomen, ontstaat een ondraaglijke dialoog in de holle ruimte. Neem de oproep van het Stedelijk Museum in Amsterdam aan kunstenaars en vormgevers om werk in te sturen. Wat zoeken ze? Hou je vast:
‘De rol die vormgeving in onze veranderende samenleving speelt, wordt steeds belangrijker en ook de toegepaste kunst verhoudt zich daarom tot actuele ontwikkelingen zoals globalisering, het ontstaan van peer-to-peernetwerken, de opkomst van de ‘prosument’, verduurzaming en voortdurende technische innovatie. Wij zoeken ontwerpers en kunstenaars die zich nadrukkelijk bezighouden met nieuwe benaderingen van relevante vraagstukken.’
Ik bel Lennart Booij van het Stedelijk Museum.
Wat betekent dit?
‘Ik heb het niet zelf geschreven en ik had het misschien iets anders geformuleerd, maar er staat, misschien iets onbeholpen: ‘Luister, wij zien dat de wereld gigantisch verandert en dat kunstenaars proberen zich daartoe te verhouden…’
Zich ertoe verhouden?
‘Dat is inderdaad ietwat esoterische designertaal. Het betekent dat ontwerpers proberen te reageren op wat in de wereld gebeurt. Heel veel ontwerpers buigen zich nu niet meer over het mooie stoeltje en het leuk vormgegeven lampje, maar proberen antwoord te geven op allerlei maatschappelijke vragen.’
En naar dat soort mensen zijn jullie specifiek op zoek?
‘Ja.’
Schrijf dát dan op! Waarom zo moeilijk?
‘Als je er scherper over gaat nadenken, kom je ook tot helderder taalgebruik. Laat dit gesprek ons daartoe aansporen.’
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.
Deel dit verhaal