Zo’n twintig jaar geleden begon het grote afschuiven van verantwoordelijkheden van bedrijven naar consumenten. Ik herinner me hoe we televisieprogramma’s maakten over de erbarmelijke werkomstandigheden in de chocolade-industrie. We filmden mensen (kinderen) die waren geronseld om te werken op cacaoplantages, niet betaald kregen en gedwongen werden te werken. Volgens de definities van de Verenigde Naties was er sprake van gedwongen (kinder-)arbeid en moderne slavernij.
‘De consument wil het!’
We vroegen de fabrikanten hoe dit mogelijk was. Konden ze hun waar niet op een eerlijke wijze maken? Hun antwoord was altijd dat de consument (nooit ‘consumenten’, maar altijd ‘de consument’, als één anoniem, maar toch solide blok met dezelfde wil) dit nu eenmaal wilde. Als die geen moderne slavernij wilde, dan zou hij de door slechte arbeidsomstandigheden bezoedelde waar niet kopen.
Dit veronderstelt overigens dat consumenten van elk product weten hoe het is gemaakt en dat is niet zo is. Bedrijven namen dus zelf NUL verantwoordelijkheid voor de misstanden die met hun producten waren gemoeid. Als klanten afgehakte kinderhandjes wilden, dan zouden ze dat met liefde verkopen. De consument wil het!
Ik nam een advocaat in de arm om mij veroordeeld te krijgen
Ook ik was de consument. Als het dan allemaal mijn verantwoordelijkheid was, dan moest ik er ook maar voor boeten. Op een dag at ik eenentwintig repen chocolade en klaagde mezelf aan voor heling: producten kopen die op criminele wijze waren verkregen/vervaardigd (zowel in de landen van de cacaoplantages als in Nederland was deze moderne slavernij illegaal) is strafbaar.
Ik nam een advocaat in de arm om mij veroordeeld te krijgen en een getuige die gedwongen in de cacao-oogst in Ivoorkust had gewerkt, vertelde zijn verhaal in de Amsterdamse rechtbank. Het was indrukwekkend. Uiteindelijk oordeelde de rechter dat er inderdaad sprake was van moderne slavernij in de cacao-industrie, dat zowel bedrijven als consumenten daar verantwoordelijk voor waren, maar dat ik niet veroordeeld kon worden, omdat (uiteraard) niet bewezen kon worden dat de getuige de cacaobonen had geoogst die ik had opgegeten.
Inmiddels is het consumentdenken algemeen aanvaard. Demonstranten die zich tegen fossiele subsidies keren, worden steevast bevraagd op hun persoonlijke keuzes. Zijn ze wel brandschoon, of doen ze ook weleens dingen die de aarde geweld aandoen? In het laatste geval (wat altijd zo is) moeten ze hun mond houden.
Neoliberaal bestuur
Het idee dat (alleen al vanwege de effectiviteit) zaken op een grotere schaal aangepakt moeten worden, dat de grootste vervuilers niet in de watten moeten worden gelegd met gunstige financiële voorwaarden maar tot de orde moeten worden geroepen, dat er in de wereld meer is dan kopen en verkopen, dat we een samenleving vormen en dat we onze toekomst kunnen bepalen via maatschappelijke actie én politiek (herinnert u zich deze nog?!), lijkt volkomen weg.
Samenleven en compassie zijn er door jaren neoliberaal bestuur uit geramd. Als bedrijven gesteund moeten worden om winst te maken, moeten wij gestimuleerd worden om te consumeren. Alles draait om verdienen en uitgeven. Hoe meer, hoe succesvoller. We lijken inmiddels slechts consumenten, die voor verandering alleen nog kunnen stemmen met onze portemonnee. Maar we zijn zoveel meer. We zijn buren, ouders, kinderen, broeders en zusters, collega’s, vrienden, geliefden, landgenoten en wereldburgers. Samen kunnen we de geschiedenis op talloze manieren een andere kant op duwen om ook de kleine consumentjes een fijn leven te geven. Fijne vakantie!
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant
Deel dit bericht