Om te zeggen dat wij in Nederland een nepparlement hebben, gaat misschien wat ver, maar van een flutparlement mogen we zo langzamerhand wel spreken. Wat moeten die Kamerleden nu helemaal doen? Als u bij maatschappijleer goed heeft opgelet, wat in mijn tijd overigens niemand deed, dan zegt u subiet: als medewetgever optreden én de regering controleren. Over dat laatste wil ik het even met u hebben. De Tweede Kamer bakt er niks van. Het is een parlement van lange tenen dat zich enorm opwindt over kritiek op zijn functioneren – de democratie is in gevaar! – maar intussen vaak zo slap optreedt dat het zelf de grootste bedreiging voor de democratie wordt.
Kijk naar de aanpak van de flutste minister van dit kabinet, Ard van der Steur. Een beetje parlement had hem tijdens zijn korte ministerschap al drie keer naar huis kunnen sturen. De Tweede Kamer is als een slappe scheidsrechter die een zware overtreding in de eerste minuten van de wedstrijd niet met rood durft te bestraffen omdat de match dan meteen dood is. Als hij de volgende doodschoppen ook door de vingers ziet, ga je aan matchfixing denken.
Niet zo gek lang geleden werd in het Haagse nog over ‘politieke doodzonden’ gesproken. De grootste zonde was het onjuist of onvolledig inlichten van de Kamer. Wie als minister zo’n misstap beging, moest opstappen. Inmiddels is het scherp controleren van ministers vervangen door een slap ritueel van intenties, excuses en beloften. Eerder klef dan professioneel.
Neem de ‘debatten van de waarheid’ waarbij het ‘er echt om gaat spannen’, die wij de afgelopen maanden zo vaak hebben meegemaakt. Die verlopen allemaal frustrerend voorspelbaar. Na wat defensief gepruttel toont de beklaagde zich deemoedig en zegt: ‘Dit is veruit het zwaarste debat uit mijn politieke loopbaan’ (Rutte), of: ‘Dit is niet een debat waarvoor je graag naar de Kamer komt’ (Van der Steur). Parlementariërs willen vervolgens dat de minister meer door het stof gaat en zeggen dat zij een ‘nederige en verontschuldigende minister verwachten’. Dan komen de excuses. Staatssecretaris Klaas Dijkhoff: ‘Ik had niet het gevoel dat ik het aan het afdekken was.’ En minister Van der Steur: ‘Ik heb onvoldoende naar het kousje gekeken om het naadje te kunnen ontdekken.’
Twee keer verontschuldigde de minister zich voor het onjuist inlichten van het parlement. In de zaak rond de foto van Volkert van der Graaf ‘betreurde hij zijn inschattingsfout’ dat hij de Kamer ‘summier en met beperkte focus’ had ingelicht. En in het debat over forensisch expert George Maat bood hij zijn excuses aan omdat hij de Kamer eerder slechts een volledig zwartgelakt en dus onleesbaar rapport had gegeven: ‘Achteraf hadden we het beter moeten doen met de informatie naar de Kamer. Dat had mijn leven aanzienlijk makkelijker gemaakt.’
Arme Ard. Zijn leven was zo veel makkelijker geweest als hij de Kamer juist had ingelicht. Jammer joh. Moest hij opkrassen vanwege deze – herhaalde – doodzonde? Nee hoor. Slechts 32 Kamerleden steunden een motie van wantrouwen. Ook de motie om de minister ertoe te dwingen ‘zijn informatieplicht beter uit te voeren’ haalde het niet. Een liegende minister mag blijven zolang hij nederig sorry blijft zeggen. Dit flutparlement schaadt het vertrouwen in de politiek.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.
Deel dit verhaal