Na alle ellende over de cultuursector, las ik eindelijk ook goed nieuws. Daar waren we wel aan toe. Want de afgelopen jaren was het kommer en kwel in de kunsten. Dat komt voor een groot deel door de VVD, waar het officieel beleid is kunst te haten. Binnen de partij heb je er óf een oprechte hekel aan (dat is het makkelijkst) óf je houdt er stiekem wel van, maar probeert te voorkomen dat je wonderlijke culturele aberratie aan het licht komt. Je zou maar elitair overkomen, nietwaar? Over premier Rutte wordt gefluisterd dat hij van klassieke muziek houdt en weleens een boek leest, maar liever niet te veel aandacht daarvoor. Een fotootje bij De Toppers doet het beter.
Ik vrees dat de politieke inschatting dat het volk niet op liefdesverklaringen aan de kunsten zit te wachten, nog juist is ook. Toen de VVD-leider op Twitter een paar aardige woorden wijdde aan de overleden dirigent Bernard Haitink, kreeg hij voornamelijk gescheld van zijn volgers terug. Misschien zijn die reacties standaard, want er is ook veel waarover je bij Rutte ontzettend boos kunt maken. Maar je kunt in ieder geval constateren dat de liefde voor de klassieke muziek en respect voor de overleden maestro de premier en zijn volgers niet verbindt.
Zijlstra
In coronatijd kreeg de cultuursector grote klappen. Niet alleen omdat theaters zo lang dicht moesten blijven, terwijl voetbalstadions allang duizenden mensen mochten ontvangen. Maar ook om iets anders. in 2010 had de VVD de allergrootste kunsthater van het land staatssecretaris van Cultuur gemaakt. Hij deed regelmatig kond van zijn afkeer. Omdat hij veel moest bezuinigen (bijna een kwart van de kunstsubsidies gingen eraan), zag hij dat zelfs als een voordeel. Een lomperik.
Met Zijlstra liep het later niet goed af: hij moest aftreden als minister van Buitenlandse Zaken omdat hij had gelogen dat hij in de datsja van Poetin was geweest en verliet de politiek. Maar op de cultuursector had hij blijvende invloed. Die kreeg minder subsidie, moest dus, zoals ze dat in Den Haag noemen ‘de eigen broek ophouden’ en zelf voor meer inkomsten zorgen. En dat deden ze massaal. En wat gebeurde er tijdens corona? Instellingen die subsidie kregen, werden gecompenseerd door het Rijk, maar wie inmiddels voornamelijk op eigen inkomsten dreef niet. Een straf op goed gedrag dus.
L’eau pour l’art
Maar nu het goede en leuke nieuws. Het Amsterdamse theatercollectief De Theatertroep brengt een nieuw merk water op de markt: l’eau pour l’art, waarvan een groot deel van de opbrengst (minimaal 6 cent per liter) naar het Prins Bernhard Cultuurfonds gaat. Hiermee worden theatermakers, beeldend kunstenaars, filmmakers en muzikanten gesteund. Het idee is simpel: nu gaat een groot deel van de verkoop van drankjes in theaters en bioscopen nog naar frisdrankbedrijven en daar profiteert de sector nauwelijks van. Met een eigen watermerk dat in kunstinstellingen verkocht moet worden, lukt dat wel.
Ik heb nog wel wat vragen: waarom maar 6 cent? En ik snap natuurlijk dat je een mooi merk wilt creëren en dat je dat daarom flessenwater met een mooi verhaaltje erbij (‘afkomstig uit een bron in Engeland’) wilt verkopen, maar toch zouden we beter van die flesjes afkunnen. Kunnen jullie in al die theaters geen l’eau pour l’art van de tap verkopen? Ik zou het kopen.
Deel dit bericht