Hij werd voor het laatst gesignaleerd op de cover van Vonk, de bijlage van de Volkskrant, in een petrolkleurig pak met lichtblauw overhemd zonder das. Met een bladblazer in de hand en een verbeten trek om zijn mond keek Jan Tromp, want zo heet hij, argwanend, ja zelfs gekweld in de lens van de fotocamera. Met deze man ging het duidelijk niet goed. Er was hem iets aangedaan. Sinds deze foto in de krant is verschenen, is van Jan niets meer vernomen.
In een begeleidend artikel van twee pagina’s mag Jan uitleggen wat hem dwarszit. Wat hem is aangedaan. En, geloof mij, het is niet niks. Zoiets wens je je ergste vijanden niet toe. Jan is 65 geworden en nu moet Jan met pensioen. De schoftenstreek!
Als mij dat zou overkomen, zou ik ook boos met een bladblazer op de foto gaan. Zijn ze nu helemaal belazerd! Heb je je hele leven hard gewerkt voor een niet misselijk salaris, moet je opeens stoppen met werken en krijg je tot aan je dood geld uitgekeerd. Dat is natuurlijk nauwelijks te verkroppen. Zeker voor Jan niet.
Want Jan Tromp, dat hoort u te weten, maar misschien weet u het desondanks niet, is, of in ieder geval was, een vooraanstaande journalist. Een man die leefde voor zijn vak. Om met de meester zelf te spreken: journalistiek is een bestemming, een manier van bestaan, vaak genoeg een reden van bestaan. Zo’n roeping hoort niet met een koude administratieve handeling te worden beëindigd: ‘Er is wel een einde, maar dat schuilt in de dood, niet in een briefje van de afdeling personeelszaken.’
Zo is het maar net. Zolang een journalist wil doorwerken, zelfs als hij niet meer zo hongerig en creatief is als zijn jongehonderige collega’s – wat Jan dus nu juist wel is hè, begrijp mij niet verkeerd – dan moet dat gewoon kunnen. Het is onmenselijk een baan met zo’n existentiële bevrediging van iemand af te nemen.
Komt u de arme Jan Tromp dus tegen met zijn bladblazer, steek hem dan een hart onder de riem. Zeg hem dat als het hem echt om de schoonheid van het vak gaat, om de ‘faciliteit om de vinger aan de pols van de tijd te kunnen houden,’ dat niets hem er van weerhoudt om hier tot aan de dood mee door te gaan. Als freelancer, net als de meeste van zijn jongere collega’s. Die geen vaste baan meer hebben en alleen maar van een pensioen kunnen dromen, die betaald krijgen voor de stukken die ze inleveren en niet voor de uren dat ze uit het raam staren. En die toch maar doorgaan in dit vak omdat voor hen de journalistiek waarlijk ‘een reden van bestaan’ is.
Hopelijk kikkert Jan daar van op en blijft hij schrijven tot hij erbij neervalt.
Deel dit verhaal