Ik ben journalist, geen geestelijk werker

TeunColumns & verhalen

In één van mijn allereerste interviews maakte ik het meisje met wie ik sprak aan het huilen. Althans dat vermoedde ik. Nadat het gesprek was afgelopen verdween ze naar de wc en kwam na een – flink – poosje met rooddoorlopen ogen terug. Bevangen door een vreemd soort interviewmachismo was ik best tevreden over dit resultaat – dat is mij nu ook al gelukt! – en hoewel dat natuurlijk kinderachtig en laakbaar is, gaat het daar hier eigenlijk niet over.

Het meisje, of de jongedame, ze zal vroeg in de twintig zijn geweest, was oprichter, uitgever en hoofdredacteur van de Goed Nieuws Krant. In haar blad zou nou eens niet de ellende in de wereld worden belicht, maar ook het positieve nieuws. Sterker nog: de positieve kanten van het normale nieuws.

Ik stelde een reeks scherpe vragen: er zijn mensen die zo’n duimschroefgesprek niet echt een interview vinden, maar dat zijn dezelfde mensen die zich er in een ver verleden over beklaagden dat Sonja Barend haar gasten nooit liet uitpraten, dus die kan ik nauwelijks serieus nemen. Hebben zij zich ooit afgevraagd hoe doodsaai die gesprekken en dus dat programma zou zijn geweest als zij hen wel hun hele zegje had laten doen? Het op het goede moment niet laten uitspreken is één van de belangrijkste vaardigheden van de interviewer.

Zo probeerde ik uit te vinden wat die positieve aspecten waren: wat was er zo dolletjes aan een hongersnood? Aan een genocide, een oorlog? En bagatelliseer je een ramp of massamoord niet – leading question! – door juist in te zoomen op de vrolijke bloempjes die naast het slagveld opbloeien?

De jongedame had geen adequaat antwoord op mijn vragen, stamelde, huilde op het gemak en een paar weken later was haar krant ter ziele. Dat laatste was niet mijn verdienste. Niemand kocht die krant. Goed nieuws, is geen nieuws.

De laatste tijd bereiken mij regelmatig verzoeken tot positief nieuws. Of eigenlijk, geheel indachtig het krantje van de dame hierboven, tot positieve verhalen bij de ellende die ik als journalist en programmamaker voor de televisie laat zien. Zo word er op dit moment een documentaireserie op televisie uitgezonden, De slag om de klerewereld, waarin ik laat zien dat de textielindustrie van Oezbekistan tot Turkije, tot Bangladesh tot hier een nare business is. Mensen worden uitgebuit, werkomstandigheden zijn beroerd en gevaarlijk en de productiemethodes zijn vaak smerig en zeer milieubelastend. Typisch gevalletje van slecht nieuws.

Maar, nu komt het: er valt toch vast ook positief nieuws over die kledingindustrie te melden? Er zijn toch hoopgevende initiatieven? Er zijn toch bedrijven die het wél goed doen? Die met eco-katoen fairtradetruien breien? Vast wel. En dat is ook heus wel bemoedigend en zal ik ook wel laten zien, maar dat is niet hét verhaal. Het verhaal is dat de klerenwereld een klerezooi is. Het is mijn taak dat te vertellen. Ik ben journalist, geen geestelijk werker.

Deel dit verhaal