Composteerbaar klinkt leuk, maar je bewijst het milieu er geen dienst mee

TeunColumns & verhalen

Stel je hebt een kinderfeestje of een picknick in het park en je wilt een beetje verantwoord uit de hoek komen. Dan zou je je zomaar aangetrokken kunnen voelen tot bekertjes, bordjes en messen die zijn gemaakt van bioplastic – dus niet van aardolie, maar van bijvoorbeeld mais of rietsuiker.

‘100 procent composteerbaar’

Geen fossiele brandstoffen, dus goed voor het milieu. Vaak worden ze ook nog aangeprezen als ‘100 procent composteerbaar’. Dat is helemaal mooi want dan vergaan ze dus vanzelf, net als blaadjes, eierschalen en groenteschillen. Geen zwerfvuil en geen plasticsoep dus. Met die gedachte zou je zelfs in de verleiding kunnen komen het hele composteerbare servies na de picknick gewoon in de bosjes te mikken.

Precies dat vertelde een verkoper van composteerbare wegwerpregenjassen –hoe bedenk je het – mij aan de telefoon: dat je de plastic jasjes na gebruik gewoon in de berm zou kunnen slingeren. Ze zouden vanzelf ontbinden in factoren.

Flauwekul

Dat is niet alleen asociaal, maar ook flauwekul. Al die composteerbare producten – dit geldt ook voor de verpakkingen van bioplastic die je wel in de supermarkt aantreft – vergaan niet vanzelf in de vrije natuur. Het is gewoon zwerfvuil dat de natuur ontsiert en waar vogels en andere dieren in kunnen stikken.

Ook op de eigen composthoop in de tuin vergaat het spul niet goed. Bedrijven zien het begrip ‘composteerbaar’ kennelijk anders dan de argeloze consument. Hun verpakkingen composteren onder normale omstandigheden niet zoals tuinafval en groente- en fruitresten.

Slechts in theorie composteerbaar

Maar vanwaar dan die claim ‘100 procent composteerbaar’? Dit is een beetje gek. Bedrijven die deze claim hanteren, baseren zich op een Europese norm die zegt dat een product binnen twaalf weken moet vergaan in een professionele compostinstallatie. Waar die twaalf weken vandaan komen, is volstrekt onduidelijk. Hier in Nederland draaien die compostinstallaties bijvoorbeeld helemaal niet zo lang. Een cyclus waarin van groente- fruit- en tuinafval compost wordt gemaakt, is vier tot zes weken lang. Dan is het zwarte goud klaar om over de tuin te worden gestrooid.

De industrie werkt dus met een norm die niet aansluit op de praktijk. Hun verpakkingen zijn in de theorie composteerbaar, maar in de praktijk niet. Je moet ze dus ook niet bij het gft aanbieden. De afvalverwerkers verbranden de bioplastics. Dat weten die fabrikanten zelf ook wel, maar als ze klanten een goed gevoel kunnen geven en er zelf geld aan kunnen verdienen, waarom zou je dan slapende honden wakker maken?

Neem je eigen beker mee

Veel bedrijven hebben verantwoorde, composteerbare koffiebekertjes. Wij bij de omroep ook. We doen ze in een aparte afvalbak en ze worden gescheiden aangeleverd. Voor het televisieprogramma De Monitor, dat maandag wordt uitgezonden, onderzochten we wat ermee gebeurt. Wat blijkt? De afvalverwerker gooit de zorgvuldig gescheiden bekertjes bij het restafval en verbrandt ze.

Het kan nog erger: de Rijksoverheid denkt haar afbreekbare bekertjes – 85 miljoen per jaar! – op een verantwoorde manier te laten verwerken. Er zou wc-papier van worden gemaakt. Maar wat blijkt nu? Ze gaan gewoon de oven in. Volgens afvalverwerker Renewi omdat de bekers ‘te vies’ zijn. De overheid is geschokt door deze ontdekking en wil nog niet op het nieuws reageren, omdat het nog ‘te vers’ is.

Composteerbaar klinkt leuk, maar je hebt er weinig aan. Neem allemaal een eigen beker mee naar je werk, gebruik hem jaren en je bewijst het milieu pas echt een dienst.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Deel dit verhaal