Gestorven voor bliktomaten: deze race to the bottom moet stoppen

TeunColumns & verhalen

tomaten

Als je wilt, kun je elke week wel verhalen lezen over de erbarmelijke omstandigheden waaronder ons voedsel wordt geproduceerd: kinderarbeid, lange uren werken in de brandende zon, blootgesteld worden aan bestrijdingsmiddelen zonder voldoende bescherming. Het gebeurt terwijl u dit stukje leest. De meeste ellende speelt zich ver weg af. Als we niet willen, hoeven we het niet te zien.

Maar hoe ver weg is ver? Is Turkije ver? Vorige week schreef ik over de kinderarbeid bij de hazelnootpluk. Het beroert ons niet. Niet echt. Italië dan? Dat leuke vakantieland waar we allemaal weleens op vakantie zijn geweest. Het land van het heerlijke eten: simpel koken, maar met de beste ingrediënten! Enfin, u kent de riedel. Deze week publiceerde The Guardian een treurig verhaal over Italië. Twee giganten uit de bliktomaatindustrie, hier bekend van de merken Cirio en Mutti, zijn aangeklaagd voor dood door schuld. Een (legale) immigrant – het werk wordt voornamelijk door immigranten gedaan, van vier uur ’s ochtends tot vijf uur ’s middags, deels in de brandende zon – overleed tijdens een van zijn werkdagen aan een hartaanval. Als er een dokter bij was gehaald, had hij het misschien overleefd.

Het probleem: bij de oogst werken de tomatenplukkers vaak zeven dagen per week, twaalf uur per dag of langer. Zonder pauze. Ze hebben geen toegang tot medische zorg en hun salaris houdt niet over: gemiddeld zo’n dertig euro per dag, maar daarvan moeten ze dan nog hun eten, water en vervoer betalen. En een deel gaat naar de koppelbaas. De koppelbaas is de spil. Hij neemt de plukkers meestal (legale en illegale) immigranten aan en verhuurt ze aan landeigenaren. Zijn wil is wet. Hij kan verbieden dat een werknemer pauze neemt, of naar de dokter gaat. Of hij vraagt er geld voor. Een pooier.

Voelen de fabrikanten zich verantwoordelijk voor de dood van de tomatenplukker? Niet echt: ‘We weten dat het in Zuid-Italië soms niet allemaal volgens het boekje gaat, maar het is niet onze taak om dit in de regio te controleren. We betalen de gewone prijs.’

En zo gaat het altijd. De baas aan de top van de keten acht zich niet verantwoordelijk voor de misstanden op het niveau van de werknemers. Daar zijn de onderaannemers, de koppelbazen en de boeren zelf voor verantwoordelijk. Ik ken dit argument van kledingbedrijven die niet kunnen weten wat er in Bangladesh gebeurt en van chocoladefabrikanten die geen zicht hebben op de praktijk in Ivoorkust. En nu kennen Italianen de situatie in Zuid- Italië dus niet. Hou toch op.

Misschien zit het probleem in die ‘gewone prijs’. Al in 2005 werkte ik mee aan een programma over tomatenpuree. We vroegen ons af hoe een klein blikje puree, waarvoor zo’n 400 gram tomaten gebruikt wordt, verkocht kon worden voor 7 cent. Dat kon dus eigenlijk ook niet. Een fabrikant voorspelde dat veel bedrijven failliet zouden gaan vanwege de moordende concurrentie met de Chinezen. Je kunt eigenlijk alleen maar in zo’n markt overleven door je personeel af te knijpen. Dat doen ze in China tenslotte ook. Nu zien we daar in het heerlijke Italië de droevige gevolgen van. Deze race to the bottom moet stoppen.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Deel dit verhaal