Ik was er helemaal niet bij toen de brief werd bezorgd. Hij lag op de mat – dat wel – toen ik thuiskwam. Ik zag de naam van het notariskantoor en voelde mij een beetje misselijk. Nu is het definitief. We gaan uit elkaar.
Ik denk terug aan onze eerste ontmoetingen. Terwijl iedereen al naar huis was, werkten wij laat door in het omroepgebouw. Jij bij de televisie, ik bij de radio. In die nachten spraken we elkaar af en toe. In de montagestudio’s of bij de koffieautomaat waar we onze dosis omroep-slootwater haalden die ons tot de volgende ochtend wakker moest houden.
We konden het goed met elkaar vinden. En dat bleek in de jaren die volgden alleen maar meer. We reisden samen de hele wereld, vooral Europa af. We werden dronken in Zagreb, dansten tot het ochtendlicht in Warschau, kregen het aan de stok met nationalistische Denen in Kopenhagen, en aten ongelooflijk goddelijk in Berlijn.
Sowieso zorgden we er altijd voor dat er goed gegeten werd. Onze relatie was gebaseerd op eten, drinken, werken en praten. Eindeloos veel praten. Over werk en over het leven, over religie. Hoewel we over dat laatste ogenschijnlijk volstrekt anders dachten (jij religieus, ik niet), begrepen we elkaar beter dan mensen die zeiden hierover hetzelfde te denken.
In gezelschap konden we voor anderen lastig zijn. Vermoeiend. We maakten elkaars zinnen af, of zeiden ‘wij denken er zo over’ zonder de ander te raadplegen. Omdat we al wisten wat de ander dacht. We konden samen denken als één. We maakten elkaar scherper.
En nu gaan we, zo’n dertien jaar na de eerste ontmoeting, uit elkaar. Er ontstonden spanningen. Discussies over loyaliteit, over wie al het harde werk deed en wie altijd op de voorgrond moest treden. Jaloezie. Ergernis. Verwijten. Wie zette zich altijd in voor ‘ons’ en wie alleen voor ‘ik’?
Ik open de enveloppe. De boedel moet worden gescheiden. Alles wat we samen hebben opgebouwd wordt uitgedrukt in kille cijfers en wordt verdeeld. Meer rest er niet.
Ik ben degene die is weggegaan. Ik heb, zou je kunnen zeggen, een ander. Ik ben de boosdoener. Maar nu, met de stukken van de notaris op tafel, voel ik mij vooral droevig. Als het goed liep, we elkaar de ruimte gaven en we niet tegen elkaar maar met elkaar werkten, konden we iedereen aan. Dan waren we top. Maar ergens ging dat kapot en werden we als partners concurrenten van elkaar. Zo voel ik dat.
Misschien had ik dat kunnen voorkomen, maar dat is in elk geval niet gebeurd. En dat vind ik heel erg jammer. Een mislukking. Ook als je als zakenpartners uit elkaar gaat, kan dat verdomd veel pijn doen.
Deel dit verhaal