Ik raak altijd alles kwijt, dus ben veroordeeld tot goedkope meuk

TeunColumns & verhalen

Kerstmis vind ik veel leuker dan Sinterklaas. Met Sinterklaas moet je gedichten schrijven en voorwerpen knutselen om cadeautjes in te verbergen (de zogenaamde surprises) en daaraan heb ik een broertje dood. Waarom zou je creatief doen zonder er flink voor te worden betaald?

Gek op cadeautjes

Als ontvanger vind ik al die rijmelarijen en gefiguurzaagde chocoladerepen (hé, origineel!) ook een kwelling. Heel veel poespas, terwijl het wat mij betreft toch allemaal om maar één ding draait: de cadeautjes!

Ik ben gek op cadeautjes. Hoe meer ik er krijg, des te blijer ik word. En dan gaat het mij niet eens om het sympathieke gebaar. Als mensen een berg presentjes voor de deur zouden storten (dat is dan eigenlijk wel weer Sinterklazig), dan zou ik er ook verguld mee zijn.

Jaloezie

Bij mijn schoonfamilie in Engeland hadden ze de cadeautjesceremonie uitgebeend tot de naakte essentie: de kinderen zochten onder de boom naar pakjes met de namen van de verschillende aanwezigen – mijn pleidooi om ze bij voorbaat al op alfabet te leggen om het proces te versnellen, vond vreemd genoeg geen weerklank – en deelden ze uit. In moordend tempo werden de verpakkingen opengescheurd, er werd iets van dank geroepen – ‘Thanks, love that book! ’ ‘Thanks, great socks!’ – en de volgende ronde kon beginnen.

Na een kwartier stonden er twee vuilniszakken met inpakpapier – er werd ook lekker efficiënt tussentijds opgeruimd – en had iedereen een grote stapel geschenken voor zich. Dat de kleine kinderen veel meer cadeaus hadden gekregen dan ik, stak wel. Met moeite wist ik mijn jaloezie te verbergen. Ik wil nu eenmaal altijd veel cadeaus.

Ondanks mijn licht verholen jaloezie, streelde ik mijn nieuwe sjaal en kon niet wachten de nieuwe Wellington boots in te lopen. En dan die prachtige lamswollen wanten! Ik zag een mooier en beter leven voor mij.

De vlekkenkoning

Maar nu komt het: het heeft helemaal geen zin om mij dit soort cadeaus te geven. Ik raak namelijk altijd alles kwijt en wat ik niet kwijtraak, maak ik kapot of vies. Mijn bijnaam thuis is De Vlekkenkoning. Elke nieuwe trui heeft binnen een week óf een gat óf een vlek op een uitermate zichtbare plek.

Ik word daar heel verdrietig van, want in mijn verbeelding ben ik een gesoigneerde man die er altijd picobello uitziet. Een dandy misschien zelfs wel. Maar het lukt niet. Ik ben een sloddervos.

Collega’s vissen voortdurend sjaals, handschoenen en zonnebrillen uit hun auto’s. Áls ze die verrukkelijke accessoires al terugvinden. Het meeste raakt kwijt en blijft kwijt.

Thuis durf ik het niet te vertellen. Maar op een gegeven moment ziet mijn vrouw toch dat ik twee linkerhandschoenen aan heb. Dan volgt steevast een geïrriteerd betoog dat ik beter op mijn spullen moet letten. Ik kan het slechts beamen.

Veroordeeld tot goedkope meuk

Er is een school die pleit voor dure brillen en dure handschoenen. Als spullen te mooi en kostbaar zijn, dan zou je ze niet kwijtraken. Gaat voor mij niet op. Ik ben een fortuin aan peperdure waar verloren. En dat is extra pijnlijk, want ik ben liefhebber en voorstander van kwaliteit die een leven lang meegaat. Maar voor mij is dat niet weggelegd.

Ik ben veroordeeld tot goedkope meuk, waarschijnlijk gemaakt onder erbarmelijke omstandigheden door piepjonge kinderen. Because I’m not worth it.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Deel dit verhaal