Mogen betekent meestal gewoon moeten

TeunColumns & verhalen

‘J e mag je bestek houden.’ Voor de veertigste verjaardag van een vriendin was een – in ieder geval bij mij in de buurt befaamd – restaurantje afgehuurd. Een uiterst charmante eetgelegenheid op één van de meest pittoreske plekken van de stad. Zij waren misschien wel het eerste Amsterdamse restaurant met een eten-wat-de-pot-schaftformule: vijf gangen goed Frans eten voor een uiterste schappelijke prijs. En tussen die gangen altijd dat zinnetje: ‘Je mag je bestek houden.’

Misschien dat ze vroeger U zeiden, dat had ik met mijn licht afstandelijke constitutie zeker gewaardeerd, maar over die jovialisering van de omgangsvormen – die ik overigens geheel op het conto van Ikea schrijf – wil ik het nu verder niet hebben. Het gaat mij om dat ‘mag’.

Noem mij een kniesoor, velen gingen u voor, maar er wringt iets in het gebruik van dat woord. Mag suggereert een keuze: wie echt heel graag het bestek bij zich wil houden – de Heer heeft vreemde kostgangers – wordt daartoe in de gelegenheid gesteld. Een sympathieke geste voor de vieze-mes-en-vorkfetisjisten, zo u wilt. Wie dat niet wil – ‘aardig aangeboden maar ik prefereer een schoon couvert’ – geeft het oude bestek – dat hij mócht maar niet hoefde te houden – gewoon terug.

Maar zo zat het niet. Bij een paar mensen ging het mis. Zij hadden de bestekopmerking niet gehoord of verkeerd geïnterpreteerd en gaven hun mes en vork terug aan de ober. Op zijn beurt gaf hij deze weer terug aan mijn disgenoten en herhaalde met een ijzige glimlach om de mond zijn als optie verpakte aanwijzing: ‘Je mag je bestek houden!’

We móchten ons bestek dus niet houden, we moésten het.

Ik weet niet precies wanneer het gebeurd is, maar opeens mogen wij van alles. Zijn we zachter geworden, toegeeflijker, of slechts omfloerster? Bij de dokter mag je je kleren uittrekken en als een kassa gaat sluiten waar je net al je zakken kattengrit op de band hebt geladen, mag je bij een andere kassa afrekenen. Sowieso mag je je – zeker in de horeca – altijd bij een collega vervoegen als je net denkt iemand gevonden te hebben die je gaat helpen. Eigenlijk mogen we dus opeens dingen die we niet per se willen. Vroeger noemden ze dat moeten.

Liever houden we onze kleren aan, rekenen we ons kattengrit af bij de caissière waar al die zakken nu op de band liggen en als we eindelijk de aandacht van een serveerster hebben getrokken, willen we helemaal niet bij haar collega bestellen.

Als we dan stug toch onze kleren aanhouden, de portemonnee trekken bij de kassa die gaat sluiten en ‘drie bier’ roepen naar de serveerster die ons doorverwees naar haar collega, omdat het weliswaar mocht, maar kennelijk niet echt hoefde, dan herhalen ze meestal hun zinnetje: ‘Je mag bij mijn collega bestellen.’

‘U bedoelt, moet?’
‘Eh, ja, eigenlijk wel.’
Zeg dat dan.

Deel dit verhaal