In mijn lange geschiedenis als verpakkingsonderzoeker heb ik zelden een intrigerender verpakking gezien dan het doosje van het homeopathische medicijn ‘VSM Kind Chamodent’. Nergens is te vinden waarvoor het dient. Er wordt geen ziekte of aandoening genoemd waarbij deze druppels verlichting zouden kunnen bieden. Zelfs niet in de bijsluiter. Op het doosje staat slechts dat het hier ‘een geneesmiddel zonder specifieke therapeutische indicatie’ betreft. Is dat niet juist wat een medicijn een medicijn maakt? Dat het helpt bij een specifieke kwaal?
Als het dat niet doet, waarom zou je het dan kopen? Ik zie een vader of moeder voor me die de blik langs de geneesmiddelen in de drogisterij laat glijden. Dan vallen zijn of haar ogen op VSM Kind Chamodent. Wat een positief potje! Homeopathisch, dat is natuurlijk! En voor kinderen! Zelfs zonder te weten waarvoor het dient, zal het wel ergens goed voor zijn. Baat het niet dan schaadt het niet. Neem mee dat spul!
Bij nadere inspectie van het doosje stuit ik op een tekst die, zoals dat gaat, de zaken verduidelijkt, maar maar ook meer vragen oproept: ‘Omdat de wetgeving is veranderd, staat er niet meer op de verpakking waarvoor het product is bedoeld. Alleen via persoonlijk contact mogen we je advies en informatie geven.’
Dat laat ik mij geen twee keer zeggen. Ik bel VSM met de vraag waarvoor dit mysterieuze middel is.
‘Het is voor de tandjes.’
Waarom mag dat niet op het doosje staan?
‘De regering heeft bepaald dat je moet kunnen aantonen dat het werkt. Dat kunnen wij niet.’
Maar als ik u bel dan kunt u wel zeggen, dat het voor de tandjes is.
‘Klopt.’
Dat mag u niet op de verpakking zeggen, maar aan de telefoon wel?
‘Ja.’
Werkt het?
‘Ja, Het werkt.’
Alleen u kunt het niet aantonen.
‘Nee, klopt.’
Waarom mag VSM niet op de verpakking zetten waar Chamodent voor dient, maar wel zeggen dat we die informatie via persoonlijk contact alsnog kunnen krijgen? Ik bel communicatieadviseur Dymph van Drie, van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.
Eigenlijk staat er op die verpakking: ‘We mogen hier bepaalde informatie niet op zetten, maar als u ons belt, dan vertellen we u wat we hier niet mogen zeggen’.
‘Ik begrijp dat dat een beetje raar overkomt.’
Zo leveren ze de sluiproute er zelf bij.
‘Ja.’
Later krijg ik een mail, waarin de bureaucratische logica achter deze malligheid wordt uitgelegd: ‘Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) stelt voor een geneesmiddel alleen de productinformatie voor voorschrijver en patiënt vast. Aanprijzing van geneesmiddelen via andere wegen en reclame vallen niet onder de verantwoordelijkheid van het CBG.’
Oftewel: het college gaat over de informatie op de verpakking, niet over de informatie die VSM via de telefoon geeft. De productinformatie van de verkoopster van de Etos is glashelder: ‘Het is niet aangetoond dat dit werkt. Door het nemen van paracetamol, bijvoorbeeld, neemt je hoofdpijn aantoonbaar af. Als je iets van VSM neemt, is niet bewezen dat je daardoor van je klacht afkomt. Of je gelooft erin, of je gelooft er niet in.’
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.
Deel dit verhaal