De afgelopen dagen werden arme boeren uit arme landen eens flink in het zonnetje gezet. Het was fairtradeweek en dat werd in tal van supermarkten op bijzondere wijze gevierd. Uit de radio schalden vrolijke reclames: ‘Deze week fairtradeproducten extra voordelig in de supermarkt. Zo maak jij het verschil voor boeren en arbeiders!’
Stunten met prijzen om fairtradeproducten aan de man te brengen! Zoekt u een paradox? Zoek niet verder. Het hele idee van fairtrade was toch dat we spullen iets duurder maken en dat we dat beetje meer geld dat we voor onze koffie, banaan of chocoladereep neertellen direct aan de boer geven?
Dat heeft praktisch nut – de boer krijgt meer – én maakt klant ervan bewust dat wij te weinig voor ons voedsel betalen. Alleen door meer te betalen kunnen we ervoor zorgen dat de boeren enigszins redelijk betaald krijgen voor hun noten, bananen, koffie- en cacaobonen. We moeten dus af van prijs als belangrijkste koopargument. Heel wonderlijk dat juist de Fairtradeweek dit argument met zijn kortingsacties een kontje geeft.
Nu even over Fairtrade zelf. Maakt dit systeem inderdaad het verschil voor arbeiders en boeren? In ieder geval niet zoveel als we zouden willen. Dat extra geld dat we betalen voor de eerlijke waar komt lang niet allemaal bij de mensen terecht voor wie het bedoeld is. Dat komt onder andere door een pervers systeem dat margin escalation wordt genoemd.
Neem chocolade: tussen het plukken van cacaobonen en de verkoop van de reep in de winkel, worden er heel veel handelingen door verschillende partijen verricht. En tot en met de supermarkt zelf denken al die partijen: ‘Wacht eens even, als we met fairtrade te maken hebben, dan kunnen we wel wat extra’s vragen. De klant betaalt toch wel de hoofdprijs voor een reep met zo’n goed gevoel.’ Voor iedere cent die de fairtradeboer extra krijgt, wordt een reep daardoor makkelijk 10 cent duurder. Het merendeel van wat wij extra betalen voor producten met een goedgedrag-stickertje komt dus niet bij de boeren terecht, maar bij begerige handelaars en fabrikanten, die zonder enige extra inspanning hun zakken vullen. Wrang.
Fairtrade is eerder een verdienmodel voor handelaren, fabrikanten en supermarkten, dan een serieuze poging om het leven van mensen die zich halfdood werken voor ons luxevoedsel te verbeteren. De overgrote meerderheid van alle cacaoboeren in West-Afrika bijvoorbeeld, leeft nog steeds onder de absolute armoedegrens. Om daar wat aan te doen, zijn er andere, rigoureuzere maatregelen nodig. Nu halen we voor weinig geld grondstoffen uit Afrika, Azië en Zuid-Amerika en verkopen die met vette winst als eindproduct. De fairtradeboer krijgt nog een fooi na.
Om hem echt fatsoenlijk te belonen zou hij moeten meedelen in de winst van het eindproduct. Dat kan door een chocoladefabriek in Ghana of Ivoorkust op te zetten, of – als dat vanwege de warmte te moeilijk is – door cacaocoöperaties aandeelhouder te maken van je chocolademerk. Alleen dan zorg je dat boeren echt meeprofiteren van de enorme winsten die hier worden gemaakt. Dat is pas fair.
Afbeelding: Isaac Fryxelius via Pixabay
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.
Deel dit verhaal