Nederland is voor de consument een ontzettend gaaf land. Vooral omdat er ontzettend veel te consumeren valt. Niet alleen de winkelstraten, maar bijna alle straten liggen vol met lekkere waar die we in onze monden kunnen proppen. En dan is er nog een hele hoop andere rommel die we kunnen kopen.
Impulsaankopen
Goedkope kleren die net zolang (een paar maanden) meegaan als de mode en allerlei prullaria, waar bijvoorbeeld tuincentra vol mee liggen. Nee, niet de planten. Die maken, ook al zou je anders vermoeden, maar een heel klein deel uit van de collectie. Het grootste gedeelte is gevuld met decoratieve elementen, snuisterijen en hebbedingetjes die je nooit doelgericht gaat kopen. Ook voor onze trouwe viervoeters en gewervelde vrienden met vinnen en kieuwen.
De hele nering is, net als het fastfood op elke straathoek, gericht op impulsaankopen. Dat blijkt een geweldig businessmodel. We kunnen onze impulsen maar moeilijk de baas en kopen ons suf aan rommel waarvan we niet wisten dat we het wilden hebben. Op Koningsdag stallen we alles wat nog een beetje heel is uit op een kleedje en verkopen het voor een paar grijpstuivers aan anderen met een sterke koopimpuls. Alles wat niet wordt verkocht, wordt met kleed en al achtergelaten of weggegooid. De rotzooi is definitief vuilnis geworden.
Arbeidsmigranten
Veel van deze rommel wordt of onder slechte arbeidsomstandigheden in het verre buitenland gemaakt, of onder slechte arbeidsomstandigheden door buitenlanders in Nederland. Arbeidsmigranten dus. Als zij niet zelf aan de lopende band spullen maken, of in grote kassen plantjes in potjes zetten, dan zorgen ze wel dat de rommeltjes die elders gemaakt zijn tot ons komen via distributiecentra.
Overal in het landschap verrijzen onooglijke vierkante dozen die het consumeren van ons en onze buren mogelijk maken. Pakketjes worden er af en aan gereden. We offeren ons land op aan de God van de consumptie. Natuurschoon? Wie kan het schelen! Er kan gedistribueerd, verdiend, gewerkt en geconsumeerd worden! Door onze praktische, nuchtere aard en handelsgeest maken we van ons land het lelijkste land ter wereld.
Schimmige uitzendbureaus
Maar nu wil Pieter Omtzigt aan dit consumptiefeest een einde maken. Hij wil de hoeveelheid arbeidsmigranten die in Nederland worden toegelaten beperken tot vijftigduizend. Hoe hij dit wil doen is onduidelijk. Veel van die arbeidsmigranten komen uit de EU en mogen hier dus gewoon aan het werk.
Maar als Omtzigt iets wil, dan gebeurt het gewoon. Die man heeft bovenmenselijke krachten. Misschien mag ik hem in alle nederigheid een suggestie doen? Begin niet bij het tegenhouden van de arbeidsmigranten, maar bij de werkgevers. Zorg dat zij niet via schimmige uitzendbureaus mensen inhuren (die hen met rare constructies uitbuiten), maar ze zelf inhuren.
Verplicht dat als ergens een doos of een kas wordt geopend, vaak door een trotse wethouder die mooie woorden over werkgelegenheid en economie rondbazuint, meteen ook de woonruimte wordt geregeld. Nu willen werkgevers wel de arbeid, maar kan de rest ze niet schelen, waardoor de arbeiders met velen tegelijk in slechte, soms gevaarlijke woningen terechtkomen.
Als de eisen strenger worden, worden die nieuwe dozen misschien wel nooit gebouwd. Dat is helemaal niet erg: de distributie is voor het grootste deel voor het buitenland en de werkgelegenheid voor mensen die van elders worden gehaald. Ook onze economie redt het prima zonder nieuwe dozen. Het land wordt mooier, er blijft meer ruimte over en de arbeidsmigranten hebben geen reden meer hierheen te komen.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant
Deel dit bericht