Behalve voor blije eikels, die in weerwil van de menselijke conditie in een permanente staat van gelukzaligheid verkeren, is blijdschap van tijdelijke aard. Je bent droef, boos en ook af en toe even blij. (En dat is prima, fluistert een denkbeeldige zelfhulpgoeroe mij nu in de oren, maar dat zijn zijn woorden.)
Stel nu dat je wilt weten of je medemens blij is, hoe doe je dat dan? Soms zie je het gewoon: de ogen stralen, de mens slaakt kreten als jippie en balt zijn vuisten terwijl hij van de vijandige goal wegrent. Doorgaans ligt de blijdschap niet zo aan de oppervlakte. Soms kloppen de uiterlijke tekenen zelfs niet met het gemoed van de persoon. Hij zit rustig op een bankje en kijkt in de verte naar ogenschijnlijk niets. Hoe vóélt hij zich? Als je het wilt weten, moet je het vragen. Op verjaardagen werkt dit ook.
‘Wat vind je van je cadeautje?’
‘Heel leuk. Ik ben er blij mee.’
Zó ontdek je of iemand blij is.
Ooit (vergeef mij deze holle frase die de schijn van exactheid wekt) schreven we blijheid slechts toe aan de mens. Dat was wel zo makkelijk. Bij mensen kun je de gemoedstoestand immers achterhalen. Maar als je nu in de schappen van de supermarkt kijkt, is alles en iedereen blij. Je hebt de blije doos voor kersverse ouders, blije bloemen, crème voor blije voeten en Aldi- ketchup van zongerijpte blije tomaten.
Wat zijn blije tomaten? Ik belde het hoofdkantoor – het bedrijf heeft geen consumentenlijn. ‘Die tomaten lachen de hele dag, hahaha. Kunt u die vraag via het contactformulier indienen? Ik heb hier de contracten met informatie niet.’
U denkt wel dat in die contracten omschreven staat wanneer een tomaat blij is?
‘Ja dat denk ik wel. Ja hoor.’
Op mijn mail heb ik nooit iets gehoord.
Meer geaccepteerd is het om blijdschap aan dieren toe te schrijven: de Zuivelhoeve maakt blije melk van blije koeien – ‘Blije koeien maken lekkere melk’. Er is een varkensboer die blije biggen vetmest om ze dolblij dood te kunnen maken en tot karbonades te snijden. Er zijn blije bijen en blije geiten.
De dierenblijdschap kan niet op. En die beestjes zijn niet af en toe blij, zoals wij, maar de hele tijd. Blije eikels dus. Je kaken trekken samen van zo veel zoetigheid. Hoe weten al die boeren en buitenlui nou hoe gelukkig die dieren zijn?
Ik raakte op Twitter (bellen wilde hij niet) in gesprek met iemand van de blije-kip-eieren. Die kippen mogen overdag naar buiten en ’s nachts slapen ze lekker binnen, met negen hennen op een vierkante meter. Daar zijn ze reuze content mee: ‘Het zijn kippen met een zorgeloos leven’, aldus de blije-kip-twitteraar. Fijn. Niet-blije kippen hebben behoorlijk wat kopzorgen, moet u weten. Hoe ze die blijdschap testen? ‘Dat onderzoek doen de pluimveehouders iedere dag. Dat zijn tenslotte de experts.’ Juist.
Zouden ze op die boerderijen ook kippenpsychiaters hebben rondlopen? Voor het geval zo’n blije kip plotseling toch door neerslachtigheid wordt getroffen. Dat ze het einde van haar zorgeloos bestaan vreest of opeens gek wordt van de sleur en inziet dat ze slechts een nietig radertje in het kapitalistische eiproductieproces is. Hou toch op. Dieren zijn geen mensen.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.
Deel dit verhaal