Ben ik inderdaad een oude mopperpot?

TeunColumns & verhalen

chagrijnig man

Zo in deze donkere dagen voor kerst ben ik gewoon om mijzelf en mijn leven eens goed tegen het licht te houden. Ben ik wie ik wil zijn en ben ik waar ik wil zijn? Dat soort vragen. Vaak kan een gebeurtenis, een gesprek, of een simpele vraag of opmerking een gedachtestroom op gang brengen. Nu ook weer.

Oude mopperpot

Jeroen Wollaars, de uitermate bekwame en charmante presentator van Nieuwsuur, stelde mij naar aanleiding van mijn vorige column via Twitter de vraag of ik weleens iets leuk, goed of vrolijk vond. Ik antwoordde dat dit heus weleens voorkwam, maar dat ik het niet als mijn taak zag daarover te schrijven. Dat antwoord klopte wel, maar was ook wat makkelijk. Ben ik inderdaad een oude mopperpot, zoals Wollaers suggereert? Of vind ik wel degelijk dingen leuk, goed of vrolijk? En als dat zo is, waarom schrijf ik daar dan zo zelden over? Zie hier mijn eindejaarszelfonderzoek.

Eindejaarszelfonderzoek

Laatst was ik in een frietkot in Gent. De uitermate Spartaanse keet staat recht onder het spoor. De trein dendert er elke tien minuten overheen. Achter de frituur stond een vrouw die er al bijna veertig jaar staat. Ze bakte de beste patat (zij zegt frieten, maar soit) die ik ooit in mijn leven heb gegeten. Wars van modes deed ze dat nog steeds in rundervet. Haar aardappels sneed ze zelf en haar stoofvlees maakte ze van varkenswangen. Goddelijk. Eiburgh snacks in Amsterdam is een frituur die net zo opsmukvrij is en ook heerlijke patat bakt. Op een raar stukje niemandsland tussen de Schellingwouderbrug en de Piet Heintunnel staat hun gare keet die duidelijk nooit door een een stylist is bezoedeld. In een apart hokje zit een Belg de hele dag piepers te snijden. Marketing kennen ze bij dit soort zaken niet. Er is niks fancy aan. Het is gewoon verdomde lekker.

In Italië at ik meermalen verrukkelijk in onooglijke tentjes. Wormvormige pasta in een simpele tomatensaus, ravioli met boter en salie, spaghetti met olie en knoflook. Voor een paar euro een simpel maar briljant bord eten. Niet hip, wel heel lekker. En spotgoedkoop. In dit soort goede restaurantjes komt iedereen: zakenmannen in pak, werklui in overalls en ja, ook jonge hippere types. Allemaal door elkaar. Ze komen niet voor een concept, ze komen voor goed eten. En dan de koffie. Die is in elk wegrestaurant in Italië ‘van restaurantkwaliteit’.

Zelf kook ik ook graag. Daar neem ik de tijd voor. Dit weekend nog draadjesvlees. Het vlees, van een goede slager, de hele dag op het allerkleinste pitje (op lage temperatuur in de oven kan ook). Het huis vulde zich met authentiek ambachtelijke geuren. Pas de volgende avond aten we het op. Het kon niet beter.

Goede voornemens

Al deze dingen vind ik nou leuk, goed en vrolijk. Dit gun ik anderen ook. Zoek uit waar goede patatzaken, broodjeszaken en restaurantjes zijn en koop goede ingrediënten om lekker eten te maken. Verdiep je in de beste manieren om iets klaar te maken. Vraag het je vrienden, je moeder, je vader en je grootmoeder en praat met je winkeliers. Marketing van de voedselindustrie belooft je die ambachtelijke kwaliteit volgens grootmoeders recept ook, maar geeft je vaak rommel. Daar word ik dan intens chagrijnig van.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Deel dit verhaal