Zijn kleren waren gescheurd, zijn haren waren als een koek op zijn hoofd geplakt en hij was vuil. Hij stond daar maar: zijn hoofd tegen het raam gedrukt, nu weer richtte hij zijn blik op ons eten, dan weer probeerde hij onze ogen te vangen met zijn eigen dieptreurige ogen. We kregen geen hap door onze keel.
Dat eet toch niet lekker als een arme drommel je de amuses uit je mond kijkt. Je voelt dat het niet klopt dat jij het zo goed hebt en hij niet. Maar wie wil daaraan denken als hij eindelijk eens lekker ontspannen op restaurant gaat voor een copieus maal? Niemand. Die vuile zwerver vergalt jouw zuurverdiende – want geluk is een keuze, weet u nog wel? – plezier. Voor je het weet reken je hem jouw rotgevoel aan. Zo te koop lopen met zijn armoede, bah!
Deze onverkwikkelijke scène duurde niet lang. Na een paar minuten, wellicht na geklaag van andere verontwaardigde eetgasten, ging er een ober naar buiten om de armoedzaaier uit het zicht van de meer fortuinlijken te verdrijven. Wij konden weer rustig verder eten, maar het smaakte niet meer.
In Turkije zag ik kinderen van Syrische vluchtelingen katoen plukken van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. In Bangladesh bezocht ik krakkemikkige naaiateliers waar de werknemers – ook hier vaak veel te jong – geen schijn van kans hebben als er brand uitbreekt. Ook zag ik daar een man zonder benen zich rollend door de modder voortbewegen, terwijl hij zijn bedelbakje knap balancerend op zijn hoofd wist te houden. Bedelaars bonkten smekend, soms agressief op onze auto. Wij keken stug voor ons uit.
Zo veel ellende overal. Voor mijn supermarkt, ik schakel terug naar de Nederlandse verhoudingen, staat een intens lieve man iedere dag de daklozenkrant te verkopen. ‘Dag jongedame,’ groet hij mijn vijfjarige dochter elke keer als wij langs hem lopen. Het krantje kopen we zelden. Wat moet je elke dag met dezelfde daklozenkrant?
Op het Muiderpoortstation speelt een man melancholische Balkanmuziek op een melodica. Wat is zijn verhaal? Ik weet het niet. Misschien wil ik het niet weten. Ik heb het goed, veel anderen hebben het niet goed.
Armoede, ongeluk, ziekte, ongelijkheid. Hou het uit het zicht, anders kan ik niet in mijn eigen bubbel blijven en genieten van mijn fijne huis en goede leven. Die ongelukkigen moeten uit beeld. Arme asielzoekers die met gevaar voor eigen leven op bootjes stappen om de ellende te ontvluchten? Vang ze in godsnaam op in hun eigen regio, dan hoeven wij ze niet te zien lijden. Wij kunnen ons schuldgevoel nog maar nauwelijks dragen. Alleen door weg te kijken kunnen we de illusie van ons geluk in stand houden.
Deel dit verhaal