Mijn vader

TeunColumns & verhalen

Vergeef mij als ik een weinig sentimenteel overkom. Of vergeef het mij niet, dat is ook goed. Ik zal mij er weinig van aantrekken. Afgelopen zaterdag zou mijn vader, als hij niet veel te vroeg was overleden (maar komt de dood niet altijd te vroeg?) 77 jaar zijn geworden . Dat reken ik elk jaar weer uit. Waarschijnlijk doe ik dat over twintig jaar nog, als hij dus 97 geworden zou zijn.

In werkelijkheid werd hij 62. We hadden nog net met het hele gezin de kerstdagen kunnen doorbrengen in ons huisje in Spanje, met behulp van een rolstoel en de steun van aardige stewardessen kregen we mijn vader daarna in het vliegtuig terug naar Nederland en na een droevige oudejaarsavond en een paar van morfine doordrenkte dagen en nachten ging hij dood op 7 januari.

Op 10 januari vierden we de verjaardag van mijn moeder. Mijn vriendin, die inmiddels mijn vrouw is, had taart gebakken – je moet wat – en een dag daarna was de begrafenis. Dat is nu vijftien jaar geleden.

Ik weet nog hoe verdrietig ik was toen mijn vader vertelde dat hij opgegeven was. Ik zei dat ik het erg vond dat hij mijn kinderen, die toen nog slechts in de verbeelding bestonden, nooit zou kennen. Hij zei gelaten: ‘Maak je niet druk. Ik heb geleefd voor drie. Ik heb zo veel dingen gemaakt die ik wilde maken.’

Mijn vader maakte documentaires, moet u weten. Zijn antwoord vond ik gekmakend. Mijn lament betrof niet zijn gemis voor hém, maar voor mij. Dat ik dingen zou meemaken zonder hem, waar ik hem heel graag wel bij zou hebben gehad.

Ik voorvoelde dat verdriet, maar hij voelde het niet mee. Hij dacht voornamelijk aan zichzelf. Ik had er ook snel vrede mee, want dat hij zo was, wist ik al lang.

Mijn vader had haast. Haast om wat van zijn leven te maken. En dat betrof vooral werk. Maken, maken, maken, alsof de dood hem op zijn hielen zat. En dat zat hij hem ook. En nu komt het: aan mij knaagt het – niet op ratio gestoelde – gevoel dat ik niet ouder zal worden dan hij. Dat ik de 62 niet zal overtreffen. Dat het in de komende negentien jaar – fuck, wat kort! – allemaal moet gebeuren. Ik moet door, door, door. En dus, lieve lezers, ga ik u verlaten.

Mijn dierbare Parool, dat mij de kans heeft gegeven een columnist en zelfs een beetje een schrijver te worden, zal ik eeuwig dankbaar zijn voor alle kansen en mogelijkheden. Het is vertrouwd gaan voelen.

Maar nu het té vertrouwd wordt, en achterover leunen bíjna op de loer ligt, moet ik weg. Naar nieuwe, misschien wel doodenge avonturen. Ik dank u dat ik voor u heb mogen schrijven. Ik dank u dat u mij hebt willen lezen. Vergeef mij als ik een weinig sentimenteel overkom.

Dit is Teuns laatste column die hij schreef voor Het Parool.

Deel dit verhaal