Tien jaar geleden stortte de kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh in. Er vielen meer dan duizend doden. Met deze ramp begon de discussie over de verschrikkelijke arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie. Werknemers bleken voor veel te weinig geld lange uren te werken in gevaarlijke gebouwen. Ook werken er kinderen.
De Slag om de Klerewereld
Een jaar na Rana Plaza maakte ik met Roland Duong en regisseur Michiel Cotterink de documentaireserie De slag om de Klerewereld. We wilden zien en laten zien hoe de kledingindustrie in elkaar zat. In Turkije zagen we hoe Syrische vluchtelingen met hun kinderen de hele dag in de brandende zon katoen plukten en in Bangladesh filmden we, soms met verborgen camera, de naaiateliers.
Enorme ruimtes in krakkemikkige gebouwen, volgepropt met mensen en heel veel textiel. Soms was er nauwelijks daglicht. Als er brand zou uitbreken, zouden velen het niet overleven. In verre buitenwijken werden de in elkaar genaaide kledingstukken naar weer andere kleine naaizaakjes gebracht waar kinderen er pailletjes en andere vrolijke versieringen op naaiden. Niet veel later zouden de hippe kleertjes voor een habbekrats in onze winkels liggen.
De kledingindustrie is volkomen ondoorzichtig
Nu, tien jaar later, is er nog weinig verbeterd in de kledingindustrie. Dat blijkt uit een stuk in deze krant , gebaseerd op onderzoek van de Schone Klerencampagne. Zo zijn de lonen onlangs verhoogd van 85 naar 106 euro per maand, maar de vakbonden vroegen 190 euro, terwijl er 260 euro per maand nodig is om rond te komen. En dan is het nog de vraag of iedereen deze officiële salarissen wel krijgt.
De klerenindustrie is volkomen ondoorzichtig. Zo zijn veel fabrieken niet in handen van de kledingmerken. Die merken werken met onderaannemers, die voor een vooraf bepaalde prijs kleren moeten inkopen die aan bepaalde specificaties voldoen. Die aannemers onderhandelen in een hotel in Dhaka met vertegenwoordigers van de fabrieken.
Wie niet bereid is tot de absolute bodemprijs loopt de opdracht mis. Om voor die prijs te leveren moeten ze concessies doen aan de arbeidsomstandigheden. Geregeld besteden die fabrieken delen van het werk weer uit aan andere partijen, die voor nog minder geld werken. Soms met kinderen. Het overzicht over het productieproces is totaal kwijt.
Microtrends in de kledingindustrie
Intussen worden die fabrieken voortdurend overspoeld met nieuwe opdrachten, omdat de minimodes elkaar in moordend tempo opvolgen. Een paar schokkende cijfers uit het stuk in deze krant: ‘Wereldwijd is de kledingproductie sinds 2000 verdubbeld. Zara produceert jaarlijks meer dan 450 miljoen kledingstukken. In de mode-industrie gaat jaarlijks 1,5 tot 2,5 biljoen dollar om. Van een T-shirt dat voor 29 euro in de winkel ligt, gaat slechts 18 cent naar de textielarbeiders. Kleding wordt nu gemiddeld 36 procent minder vaak gedragen voor het wordt afgedankt.’
Voor de fabrieken valt hier nauwelijks tegen op te naaien en ook de gevolgen voor het milieu zijn desastreus. Dit komt voor een groot deel door de zogenaamde microtrends waarover Lisa Bouyeure schreef: ‘Het is, zoals wetenschappers het hebben genoemd, attention deficit fashion, mode voor de korte spanningsboog. Een trendcyclus duurt geen decennium meer, maar met een beetje geluk een jaar. ‘
Koop truien en broeken die jaren meegaan
Deze ellende kan alleen worden aangepakt als de transparantie in de kledingindustrie groter wordt. Merken moeten volledig verantwoordelijk worden voor de arbeidsomstandigheden in de fabrieken. En wij moeten veel minder kleren kopen. Koop truien en broeken die jaren meegaan, in plaats van een hip vestje dat na drie maanden uit is en uit elkaar valt.
Bekijk hier de afleveringen van De Slag om de Klerewereld.
Afbeelding: Michaela, at home in Germany
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant
Deel dit bericht