Al die bakkers met hun fabrieksbrood hebben de ellende aan zichzelf te wijten

TeunColumns & verhalen

brood

Mijn hart maakte een sprongetje toen ik vorige week de term ‘ambachtelijk’ in deze krant tegenkwam. Jaren geleden was dit de populairste marketingterm in de voedingsindustrie. Werkelijk alles wat in een fabriek werd gemaakt was ambachtelijk, van kaas tot brood, van shampoo tot diepvriespizza.

Deze column is via Blendle ook te beluisteren:

‘Ambachtelijke broodjes’

Inmiddels hebben de voedselmarketeers andere kreten die ze graag overal opplakken: ‘beleving’ is al jaren in zwang en ook moet tegenwoordig alles een verhaal hebben, zie hiervoor ook ‘storytelling’.

Maar goed, ambachtelijk dus. In het eerste of tweede seizoen van de Keuringsdienst van Waarde, zo’n vijftien jaar geleden, maakten we er een uitzending over. Wouter Klootwijk sprak met een fabrikant van ambachtelijke broodjes. Met één druk op de knop maakte hij tienduizenden witte bolletjes per uur.

Brood van de supermarkt

Daar moest ik aan denken toen ik las dat het slecht gaat met de ambachtelijke bakkerij. Veel mensen laten de bakkerswinkel links liggen en kopen hun brood bij de supermarkt. Treurig natuurlijk. Niet is lekkerder dan een goed brood van een goede bakker.

In Amsterdam is een winkel waar mensen buiten in de rij staan voor een eenvoudig stevig volkorenbrood, dat – zoals het hoort – alleen bestaat uit volkorenmeel, water, gist en zout. Geen broodverbeteraar. Na één dag is het oud en moet het worden geroosterd. Simpel maar goed en al ruim honderd jaar een succes. Ambachtelijk, zou ik zeggen. Maar hoe ambachtelijk zijn de meeste bakkers nog? Is hun brood werkelijk beter dan dat van de supermarkt?

Veel bakkers hebben hun ziel aan de duivel verkocht

Laat ik het antwoord meteen maar geven: nee. Veel bakkers hebben hun ziel aan de duivel verkocht. Enkele decennia geleden hebben grote meelfabrieken bedacht dat ze meer geld zouden kunnen verdienen als ze bakkers niet langer slechts meel zouden verkopen, maar kant-en-klaarbroodmixen. Precies zoals je zelf in de supermarkt een broodmix kunt kopen voor je eigen broodbakmachine: receptje lezen op het pak, beetje water erbij, machine aan en klaar, zo doen veel bakkers dat ook.

Ze sluiten een contract met de fabriek en kopen er kant-en-klaarbroodmixen. Die meelfabrieken maken verschillende mixen voor verschillende soorten broden, die allemaal een naam krijgen: Vikorn, Sovital, noem maar op. Deze namen zijn merknamen. Alleen bakkers die een contract hebben met zo’n meelfabriek mogen deze broden maken en deze namen gebruiken.

Het scheelt een hoop gezwoeg

Voor de meelfabriek is dit handel en voor de bakker is het makkelijk. Het scheelt een hoop gezwoeg. De fabrieken ondersteunen, zo noemen ze dat, de bakker. Die krijgt brood dat altijd precies hetzelfde smaakt en precies dezelfde structuur heeft. Constante kwaliteit die een ambachtsman niet kan leveren, maar een fabriek wel (ik vind het meestal slap niksbrood, maar dat terzijde). Als de bakker het wil, kan hij er ook nog een leuk marketingconcept bij krijgen: posters, een kartonnen bakker met een Zeebonk in de hand en leuke folders met serveersuggesties.

Er zijn maar een paar van deze meelfabrieken, dus bij alle bakkers met dergelijke contracten hebben ze identiek brood. Drie keer raden aan wie deze fabrieken ook leveren? Juist: aan de supermarkt! Daar verkopen ze dus ook vrijwel hetzelfde brood.

Fabrieksbrood

Al die bakkers met hun fabrieksbrood hebben de ellende aan zichzelf te wijten. Een echt goede bakker met eigen brood van eigen deeg is zeer de moeite waard, maar anders kun je net zo goed naar de supermarkt gaan.

 

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant.

Deel dit verhaal