De publieke omroep verwart kijkcijfers met kwaliteit

TeunColumns & verhalen

Hand richt afstandsbediening op een televisie met bankbiljetten in beeld

Toen ik honderd jaar geleden bij de VPRO werkte, werd er schaterlachend verteld dat ze bij andere omroepen belang hechtten aan kijkcijfers. De vrijzinnig protestanten keken niet alleen op de cijfers neer, ze wísten niet eens hoeveel mensen er naar hun programma’s hadden gekeken. Dat beweerden ze in ieder geval. Zelfs mensen die uitermate populaire uitzendingen maakten, hadden het nooit over de kijkcijfers. Dat vonden ze ordinair.

Zoals je nu een serie aan een vriend aanprijst

Ze waren daar dan ook een tikkeltje arrogant. Maar prettig was het ook. Er was bij die omroep geen baas te vinden die de medewerkers op slechte cijfers aansprak. Waar hadden ze het dan wel over? Over de kwaliteit van de programma’s. Of ze goed in elkaar zaten, mooi waren gedraaid, interessant of spannend waren, tot nadenken stemden, iets nieuws vertelden – noem maar op. Zoals je nu een serie aan een vriend aanprijst. Of een boek. Dat het heel goed geschreven is en grappig of spannend is. Dat het wat traag op gang komt, maar dat je wordt beloond als je doorleest. Of, als je het niet goed vindt, dat het krakkemikkig is geschreven, de structuur warrig is en de personages eendimensionaal en ongeloofwaardig.

Maar nooit zeg je: ‘Lees dit boek, want het wordt heel veel gekocht.’ Dat is leuk voor de schrijver, maar voor de lezer volstrekt oninteressant.

Hoe meer kijkers, hoe meer inkomsten

Bij de televisie gebeurt dat inmiddels wel. Daar wordt succes (goede cijfers) verward met kwaliteit. Zelfs een vooraanstaand televisiecriticus als Angela de Jong serveert programma’s regelmatig af omdat ze ‘slecht scoren’. Alsof het aantal kijkers bepaalt of het programma goed is. Dan is de McDonald’s ook het beste restaurant van Nederland.

Alleen bij de commerciële televisie is deze houding begrijpelijk. Daar maken ze geen reclame om programma’s te financieren. Daar maken ze programma’s om met reclames geld te verdienen. Hoe meer kijkers, hoe hoger de reclametarieven, hoe meer inkomsten. Hun rai­son d’être is wasmiddelen verkopen.

Populaire BN’ers en populisten

Maar ook de publieke omroep is met die kijkcijfergekte besmet. Vaak geven omroepcollega’s en -bazen pas hun mening over een uitzending als de cijfers bekend zijn: ‘Mooi programma! En goede cijfers!’ Alsof ze bang zijn een autonome inhoudelijke analyse te geven. Bij slechte cijfers hoor je meestal niks. Wel schieten de programmamakers dan in de stress. Naarstig gaan ze op zoek naar oorzaken. Lag het aan het programma ervoor, of op het andere net? Was het niet goed gemaakt? Of was het onderwerp niet lekker genoeg?

En dan komt het grote aanpassen. Er moeten populairdere onderwerpen komen en leukere sprekers. Dat zie je ook in de talkshows, waar kennelijk een ‘oorlog’ woedt. Als je die wilt winnen, nodig je geen mensen uit die ergens verstand van hebben. Dan nodig je populaire BN’ers en populisten (Henk Bleker) uit, die goed zijn voor controverse.

Kijkcijfergod

Maar de publieke omroep zou helemaal niet moeten meedoen aan een ‘talkshowoorlog’. Daar kan hij alleen een pyrrhusoverwinning behalen, door alles waar de publieke omroep voor staat (of zou moeten staan) op te offeren aan de kijkcijfergod.

Maak programma’s die werkelijk inzicht bieden in de energiecrisis, inflatie, armoede, het klimaat, stikstof, wereldwijde spanningen, en de opvang van vluchtelingen (het liefst niet voor het hek in Ter Apel). Met mensen die er echt verstand van hebben. Laat de clowns over aan de wasmiddelenverkopers.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht