Even een quizvraagje, om te kijken of u hebt opgelet: wie is de allermachtelooste minister van Nederland? Nee, H & M (uit weerzin weiger ik hun namen nog voluit te schrijven) zijn het allebei niet, ook al begrijp ik dat ze veel genoemd worden. H. heeft natuurlijk geen enkele grip op de situatie en grote baas M. die al in de toeslagenaffaire toegaf ‘formeel eindbaas te zijn’ – alsof die formele rol verder geen enkele verantwoordelijkheid met zich meebracht – is in een half jaar tijd zo ontzettend afgebladderd dat we inmiddels dwars door de grote leegte van zijn ziel kijken. Maar de aller, aller, allermachtelooste minister is niet H. of M., maar F.: Ferd Grapperhaus.
De emoties van Grapperhaus
Dat zeg ik met een zwaar gemoed, want aanvankelijk leek Ferd mij een geschikte vent. Geen robotachtige vakminister als Stef Blok die vast zijn dossiers goed kent maar verder gespeend lijkt van elk gevoel, maar een man van vlees en bloed die barst van de emoties. En die toont ie. Keer op keer op keer. Telkens namelijk wanneer er iets vreselijks gebeurt wat onder de verantwoordelijkheid van zijn ministerie valt.
Grapperhaus verschijnt dan voor de camera’s, zucht diep, loopt rood aan. Zijn prachtige kale hoofd verhult niks, zijn ogen – mooi gekadreerd door een metalen brillenframe – spuwen vuur en hij begint te praten. Dat hij diep geschokt is. Dat dit niet kan in Nederland. Hij valt even stil en kijkt dramatisch in de verte. Hij stoot een dierlijke kreet uit. Dan zegt hij dat de daders gepakt zullen worden. Dat Nederland deze lafhartige daden niet onbestraft laat. De eerste keren dat ik hem zo zag, was ik onder de indruk. Mooie kerel, dacht ik. Oprecht.
Een sleets ritueel
Maar langzamerhand worden de emotionele uitbarstingen van onze Ferd een sleets ritueel. Als je telkens daadkrachtig wil overkomen zonder de daad bij het woord te voegen, word je vanzelf de allermachtelooste minister van het land. Na elke moord, na elke bedreiging, na elke rel verschijnt het woedend aangedane hoofd van Ferd in beeld. Alsof hij is ingehuurd als emotie-tolk die alles wat leeft in het kabinet moet omzetten in een niet mis te verstane uiting van gevoelens.
Maar wat doet de minister? Begrijpt hij überhaupt hoe erg de situatie is? Hoe ondermijnend de georganiseerde misdaad te werk gaat? Hoe de onderwereld verweven raakt met de bovenwereld? Hoe Nederland een narcostaat dreigt te worden, of inmiddels al is geworden?
De Nederlandse zelfoverschatting
Het lijkt er niet op. Grapperhaus zei onlangs in de Kamer: ‘Criminelen hebben hier geen vrij spel en we zijn ook geen narcostaat, want dan stond hier iemand met een exotische achtergrond.’ Oftewel: zolang ministers niet ‘exotisch’, maar blond, onbehouwen en wit zijn, hoeven we ons nergens zorgen over te maken. Deze uitspraak is niet alleen racistisch, maar ook grenzeloos naïef. Hij is typerend voor de Nederlandse zelfoverschatting, die ervan uitgaat dat wij alles perfect geregeld hebben, dat elke maffiabaas eruitziet als Tony Montana of El Chapo, misdaad niet bij onze volksaard past en dus ‘on-Nederlands’ is.
Die misvatting maakt ons land (naast de geografische ligging) perfect voor de georganiseerde misdaad. Zelfs als ze zich voor onze ogen afspelen, willen we de ernstigste wetsovertredingen (herinnert u zich de bouwfraude nog?) niet eens zien. Helaas geldt dit ook voor onze minister van Justitie.
Afbeelding: Gino Crescoli via Pixabay
Deel dit bericht