‘Rechts lullen, links zakkenvullen’, Roland Duong, televisiemaker met wie ik vele programma’s heb gemaakt, zag haarscherp waar het op neer kwam tijdens de grote bankencrisis. De verkopers van smerige financiële producten, de snelle jongens van ‘live hard and play hard’ waren er voor de crisis (en snel daarna helaas ook weer) volledig van overtuigd dat ‘succes een keuze’ was.
Of je het maakte, lag aan jezelf, omdat je slimmer was dan anderen, harder werkte en mogelijkheden zag én pakte, waar anderen lagen te slapen. Daarbij hoorde dus ook de verkoop van rommelhypotheken. Het was niet fout om die te verkopen, maar juist hartstikke slim. Wie ze kocht was dom. Hadden die sukkels maar beter moeten opletten. De regeltjes gelden voor anderen.
Rechts lullen
Rechts lullen deden de snelle jongens: ze wilden minder belasting voor bedrijven, minder belemmeringen om wereldwijd handel te drijven, makkelijker personeel ontslaan, meer flexibele krachten en minder gemeenschapsgeld naar uitkeringen. Je moest immers zélf je succes maken en niet bij de overheid je hand ophouden. Ze verplaatsten hun fabrieken naar lagelonenlanden en hun hoofdkantoren naar belastingparadijzen (Nederland).
De allerrijksten gingen zelfs op tropische eilanden wonen, waar ze dan meer dan de helft van het jaar moesten verblijven om geen belasting te hoeven betalen. En waarom niet? Zij hadden al die rijkdom toch zelf verdiend? Waarom een deel van de miljarden delen met die arme krabbelaars die niets van hun leven wisten te maken?
Kapitalisme was leuk
En toen stortte de boel in elkaar. Banken gingen failliet en nog heel veel meer banken stonden op omvallen. Drie keer raden wie er meteen bij de overheid de hand kwamen ophouden als de eerste de beste uitkeringstrekker? Juist, die banken. Kapitalisme was leuk, maar nu even niet. Rechts lullen, links zakkenvullen dus. En natuurlijk kregen ze die steun ook. Want de banken waren too big to fail. Ze waren zo groot dat het de economie een enorme schade zou bezorgen als ze niet overeind zouden worden gehouden.
Gelijke kansen
Strikt theoretisch is een hard en zuiver kapitalistisch systeem misschien onsympathiek, maar wel eerlijk: iedereen begint met gelijke kansen aan een race en de sterkste wint. De verliezer krijgt misschien nog een paar grijpstuivers om te kunnen overleven, maar meer niet.
Alleen sluit de praktijk niet aan bij het model. Al bij de start zijn de kansen niet gelijk: de één heeft meer talent dan de ander (jammer dan?) en degene die opgroeit met de rijke papa en mama in de goede buurt in het juiste land, staat meteen al 10-0 voor op de arme sloeber in het arme land: minder goede scholen, minder goede connecties, minder kansen op een goede baan.
Too big to fail
Als je geluk hebt (sorry: als je briljant bent), word je ceo van een bedrijf dat te groot is om om te vallen. Je verplaatst je hoofdkantoor naar een land (Nederland) waar je nauwelijks belasting hoeft te betalen, je ontslaat een groot deel van je personeel, laat het werk doen door flexwerkers waar je ook in crisistijd makkelijk en straffeloos vanaf kunt én ontvangt een dikke bonus. En ook als je miljarden in kas hebt, sta je vooraan in de rij om staatssteun te ontvangen. Rechts lullen, links zakken vullen. We leven in een too big to fail-economie.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant. Deel dit verhaal