Nu de burger een klant is geworden, kan hij keihard worden genaaid

TeunColumns & verhalen

Tijd is geld: weegschaal met aan de ene kant een wekker en aan de andere kant muntgeld

Behalve in het Verenigd Koninkrijk, waar de premier en haar minister van Financiën denken dat je de economie erbovenop helpt door de rijken rijker te maken, komt de rest van de wereld er langzamerhand achter dat de ongebreidelde vrije markteconomie niet zaligmakend is.

De consument wil het

Het idee was mooi en leek ook plausibel. Als we het bedrijven makkelijk maken te ondernemen (door weinig belasting en weinig regels), dan gaan die allemaal met elkaar concurreren op kwaliteit. Wie het beste product voor de beste prijs heeft, wint. Dit markteconomisch denken werkt voor consumentengoederen (auto’s, mobieltjes) redelijk goed.

Een kleine kanttekening: de wedloop om de beste producten voor de laagste prijs te kunnen verkopen, leidt vaak tot uitbuiting van personeel en schade aan het milieu. Anders kun je nu eenmaal geen spullen maken die goedkoop genoeg zijn om de concurrentie aan te gaan. Met respect voor mens en milieu produceren kost nu eenmaal meer en levert duurdere producten op.

Dit zou je kunnen ondervangen door regels op te stellen over productiewijzen. Een markteconomie waar de overheid duidelijke randvoorwaarden formuleert dus. Dat gebeurt nu te weinig. De productieketen wordt aan de markt overgelaten en de ethische keuzes aan de individuele klant. Als die niet voor duurdere, verantwoorder producten kiest, dan is uitbuiting en milieuvervuiling gelegitimeerd: de consument wil het, dus wij maken het. Politiek is waardevrij geworden.

Nutsvoorzieningen

Ernstiger werd het toen ook de openbare nutsvoorzieningen ten prooi vielen aan het marktdenken. Gas, licht, woningen, ziektekostenverzekeringen, ziekenhuizen, openbaar vervoer, laat ze allemaal lekker concurreren! Dan krijgt de burger, sorry de klant, de beste producten. Daar is helemaal niets van waar gebleken.

Overheidsinstanties die zich moesten gaan gedragen als bedrijven, gingen zich ook gedragen als bedrijven. Ze moesten niet langer de burger bedienen, maar efficiënt zijn. Targets halen. Elke minuut die te lang aan iemands probleem wordt besteedt, kost geld. Wooncorporaties begonnen delen van hun woonvoorraad te verkopen om geld in kas te krijgen (huizen verhuren aan arme mensen levert niks op), en sommige gingen met geld van het bedrijf riskant beleggen. Simpele corporatiedirecteuren werden zonnekoningen met absurde salarissen. De wachtlijsten voor betaalbare huurwoningen werden langer en langer. Vrije markt, baby!

Beleving

Dacht u dat al die concurrentie leidde tot verbetering van ‘het product’ en de service? Tuurlijk niet, jonguh! Waar het wel toe leidt, is keuzestress (steeds weer een nieuwe zorgverzekeraar en energieleverancier uitkiezen) en meer marketing. Want bedrijven hoeven helemaal niet beter te zijn dan andere, ze moeten hun klanten/voormalige burgers er vooral van overtuigen dat ze beter zijn. Het gaat om de beleving. En dus worden er jaarlijks miljoenen besteed aan mooie posters, folders en filmpjes waarin een verzekeraar of provider laat zien dat hij de beste is. Geld dat ook in de zorg zelf gestoken had kunnen worden.

En nu zitten we naast de wooncrisis ook in een energiecrisis en blijkt de vrije markt niet erg behulpzaam. De gasbedrijven (en zelfs de groene energiebedrijven die op wind en zon draaien) moeten wel flinke winst blijven maken. De keuze voor leverancier en type contract blijkt opeens cruciaal. Nu de burger een klant is geworden, kan hij keihard worden genaaid. Iedereen heeft recht op warm water en een dak boven zijn hoofd en de overheid heeft een zorgplicht. Tijd om de staat weer verantwoordelijk te maken voor de nutsbedrijven.

Deze column verscheen eerder in de Volkskrant

Deel dit bericht