In deze periode worden er op verschillende scholen diploma’s uitgereikt. Prachtige bijeenkomsten zijn het, waar leraren hun leerlingen toespreken. In het beste geval blijkt dat docenten die kinderen, die inmiddels jongvolwassen zijn, ook echt hebben gezien, niet alleen als mensen die niet alleen goede en minder goede cijfers haalden, maar ook als personen met dromen, tegenslagen, veerkracht en begeestering.
Trots over slagingspercentages
Bij zulke toespraken voel je de liefde, de weemoed over een periode die wordt afgesloten en de spanning en opwinding over wat komen gaat. Wat zijn die leraren toch geweldige mensen, die de kinderen begeleiden in de ontwikkeling van ‘brugpiepers met veel te grote rugzak’ (een beeld dat onvermijdelijk in veel praatjes voorbijkomt) tot zelfstandig denkende kritische wereldburgers. Die leraren doen zoveel meer dan de kroost een vak leren.
Bij zulke avonden en middagen wordt ook vaak gesproken over het slagingspercentage. Vol trots vertelt een schoolhoofd dat het dit jaar weer ruim boven de 90 procent ligt. De ouders klappen vol trots. Wat een goede school! Die percentages worden vervolgens in gidsen afgedrukt waarop ouders en toekomstige leerlingen mede hun keuze bepalen. Is dat terecht?
Rijke wijken en moeilijkere wijken
Ik wilde het hier eens niet hebben over de belangrijke factor van de locatie van de school die kan samenhangen met het opleidingsniveau en financiële situatie van de ouders. Bij gestudeerde, rijke ouders is de kans groter dat ze veel meer middelen inzetten, zoals dure bijles, om hun kinderen te laten slagen. Mensen met minder geld kunnen dat eenvoudigweg niet betalen. Is een school in een rijke wijk met elitekindjes met een hoog slagingspercentage beter dan een school met iets mindere resultaten in een moeilijker wijk? Of is het juist knapper om in het laatste geval resultaten te halen?
Hoge slagingspercentages bij gymnasia
Ik wilde het over iets anders hebben. Dat slagingspercentage gaat over het laatste jaar van school: hoeveel kinderen van het examenjaar zijn aan het eind van dat jaar met een diploma de deur uitgelopen? Uiteraard zegt dat getal wel iets. Namelijk hoe groot de kans is áls je al die jaren bent doorgekomen, dat je de opleiding ook succesvol afrondt. Maar die ‘als’ is wel heel belangrijk. Veel gymnasia bijvoorbeeld, hebben heel hoge slagingspercentages, maar de hoeveelheid leerlingen die het redt vanaf de eerste tot en met de zesde klas is juist extreem laag. Dat is maar zo’n 60 procent. De rest is dus onderweg afgevallen. Dat begint al in de eerste. Kinderen die op categorale gymnasia in de eerste niet overgaan, moeten direct van school af.
Op deze scholen maken ze het onderwijs en de toetsen gedurende zes jaar dus extreem moeilijk. Heel veel leerlingen halen de eindstreep niet. Of dat erg is, weet ik niet. Ik wil het besmette woord ‘topsport’ niet gebruiken, maar in ieder geval worden slimme en leergierige leerlingen maximaal uitgedaagd en daar zit iets goeds in.
Eerlijker beeld
Maar dat pronken met het slagingspercentage heeft ook iets kroms. Met zoveel afvallers wordt toch de indruk gewekt dat iedere scholier die kans maakt de goede scores van scholen te verpesten, vóór het examenjaar moet worden weggejaagd met heel veel stof en heel moeilijke toetsen. Om een eerlijker beeld te krijgen, lijkt het me daarom een goed idee om in de schoolgidsen voortaan niet alleen die slagingspercentages te vermelden, maar ook het percentage van brugklasleerlingen dat op een school in de voorgeschreven tijd het eindexamen haalt.
Deze column verscheen eerder in de Volkskrant
Deel dit bericht
Afbeelding: WOKANDAPIX via Pixabay